- Addy, ik geef je een pak ransel!
En Van der Welcke wrong zich, zenuwachtig, liep dol door de kamer, liep de kamer uit, achtervolgd door zijn demon.
- Addy, als je niet uitscheidt, krijg je een pak slaag, dat je...
Maar de jongen was niet meer te houden en Van der Welcke, om het plekje, deed laagheden, smeekte, kreeg al een dollach als Addy er maar naar wees.
- Addy... wees toch niet zoo flauw! riep Constance van uit den salon.
Dan rende hij naar zijn moeder.
- Zoo, ben je weêr jaloersch... Willen we dan wat vrijen?
Maar zijn vader riep hem, verwijtend.
- Kom Addy, laten we nu wat fietsen...
En hij was als een jonge hond, liep van de een naar den ander, sprong eindelijk gek op zijn wiel en Constance, heimelijk, zag hem na, spurtende Van der Welcke voorbij; voorover op zijn wiel, trappende als een razende...
Dan was zij gelukkig, omdat hij vroolijk was, als een kind.
Emilie was een paar dagen getrouwd, toen Addy zei, aan tafel:
- Ik heb van middag gewandeld met Henri van Naghel en zijn vriend Kees Hijdrecht.
- Maar Addy, zei Constance, zeer prikkelbaar dien dag. Wat wandel je toch met die jongens? Vinden ze het zoo amuzant met jou te wandelen? Waarom ga je liever niet eens naar de jongens van tante Adolfine... Die zijn van je leeftijd.
- Nu, ik kan wel begrijpen, dat Addy meer gesteld is op Henri... liet Van der Welcke zich, ongelukkig, ontvallen.
- Waarom? vroeg zij dadelijk nerveus.
Hij wilde een strijd vermijden, was somtijds wel redelijker dan zij, zeide alleen:
- Ach, ze zijn wat ruw...
- Het zoû wel een wonder zijn, kijfde zij dadelijk; als jij eens wat goeds zag in het huis van Van Saetzema.
Hij keek met groote oogen op; zijn mooie jong blauwe oogen.
- Maar Constance...