En hij lachte, en zij lachte ook, een beetje huiverig voor hem en om te komen op die kamers vol vazen, die kinderen waren. Zij wist niet meer wat tegen Ernst te zeggen, en zij vertelde nu, zachtjes, aan mama, dat de oude heer en mevrouw Van der Welcke - haar schoonouders - hen verwachtten te Driebergen.
Mevrouw Van Lowe straalde, fluisterde:
- Kind, ik ben zoo blij! Ik ben zoo blij, dat ze dat willen doen. Het heeft mij al dien tijd achtervolgd... die gedachte, welke houding ze tegen je zouden aannemen... Adriaan is dan toch ook hun kleinzoon.
- In dertien jaar... begon Constance bitter.
- Kind, kind, voed geen wrok, voed geen wrok. Heb geen verwijtingen meer. Alles komt nu terecht, mijn kind. Ik ben zoo blij... Het zijn andere menschen dan wij, kind, niet zoo ruim van opvatting, en heel orthodox, en streng op hun principe's. En wat ze indertijd gewild hebben, kind, dat Van der Welcke je trouwde... kind, het was een opoffering voor hen: het brak de carrière van hun zoon.
- Waarom? riep Constance fluisterend, maar heftig. Het brak zijn carrière... Waarom? Waarom moest hij uit de diplomatie gaan...!
- Kind, het was zoo moeilijk... voor hem er in te blijven... na het éclat...
Constance lachte schamper.
- In hun kringen... waar niets dan éclat is... dat zij weêr sussen.
- Stil kind: wees niet zoo heftig... wees niet zoo nerveus, Cony... Ik, ach, ik ben zoo blij... Ik zoû die oude menschen kunnen omhelzen... Ik wil ze ook opzoeken, als je er geweest bent... om hen te omhelzen...
Mama weende. Constance drukte de handen op de borst: zij stikte.
- Goed mama, zeide zij zacht, koel. Ik zal dankbaar zijn... Mijn leven lang, aan papa en mama Van der Welcke, aan Henri, aan u, aan u allemaal...!
- Kind, wees niet bitter... Probeer wat gelukkig te zijn, nu, in ons