- De jaren vliegen voorbij... Herinnert u zich: wij streden, beiden, zoo een beetje, tegen de jaren, die ons overstelpten... tegen de jaren, die ons oud zouden maken.
Zij lachte even.
- Ja... Nu strijden wij niet meer. Nu zijn wij oud. Nu zijn wij oud geworden.
- Nu wòrden wij oud... En toch, wat is er veel jeugd in een mensch. Ouder wordend, denken wij altijd: nu worden wij oud. En ouder geworden, dan toen wij dat dachten, voelen wij onszelve... altijd de zelfde gebleven, die wij waren van kind af aan.
- Ja... een mensch verandert niet...
- Alleen al zijn vreugde en al zijn verdriet verandert... stompt af... maar wijzelve veranderen niet...
- Neen, wij veranderen niet... En waarom dan vreugde en verdriet... als na jaren wij de zelfde zijn gebleven... die wij waren van kind af...
- Omdat wij de zelfde blijven... en toch niet de zelfde blijven.
- Ja, zeide zij, glimlachend. Dat begrijp ik... wat u daarmeê bedoelt. Wij blijven de zelfde van kind af aan... en toch - toch veranderen wij. Het is als een spel en een