Kompleete dichtwerken. Deel 1(1861)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 351] [p. 351] II. Maurits. Esse quam videri. Hy, die by 's Vaders deugd en manlijke gehechtheid Aan 't Godgevallig pleit voor Neêrland aangegaan, Achilles leeuwenmoed en mannelijke oprechtheid, En Cesars vorstenziel ten toon spreidde in zijn daân, Prins Maurits leeft in 't hart des echten Nederlanders, Hy leeft in ieder hart, dat van Gods invloed blaakt: Niet als de held alleen, die aan zijn oorlogstanders Met heel Europes lof de zege dienstbaar maakt, Maar als de Staatsman meê, die straffen wist, waar 't hoorde, En met een brekend hart, maar met een vaste hand, (Hoe zwaar hem 't pleit ook viel) de slang van oproer smoorde, Die naar de hartaâr stak van 't dierbaar Vaderland! Eer Hem, voor wien de Dwang zijn ijzren nek moet krommen, Wanneer zijn forsche vuist den oorlogsbliksem klemt! [pagina 352] [p. 352] Eer Hem, die 't wangeluid der Staatzucht doet verstommen, En 't droef verdeelde Land tot zijn behoudnis stemt! Eer Hem, die, altijd kalm wanneer de golven woelen En 't slingrend schip van Staat naby is aan 't vergaan, Het dwaalgesternte niet van 't wufte volksgevoelen, Maar 't spoor alléén vertrouwt, dat Plicht hem in deed slaan! Eer Hem, die, waar hy wenkt, zijn vijanden doet zwichten, Maar die geen vijand kent, dan wie den Staat beroert, En in het hart te vreê met Orde en Recht te stichten, Door voorspoed nooit verblind, door heerschzucht nooit vervoerd; Meer dan de diadeem, aan Willems bloed verschuldigd, De lauweren bemint, die hem zijn degen won, En, in der braven ziel alleen als Vorst gehuldigd, Als Dienaar sterft van 't Land, waarop hy heerschen kon! Vorige Volgende