Kompleete dichtwerken. Deel 1(1861)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 337] [p. 337] Voorafspraak bij de voorlezing van eenige dichtstukken in de Hollandsche Maatschappy van Fraaie Kunsten en Wetenschappen, afdeeling Amsterdam. Van uit den stroom, die Pindus voet omkronkelt, Een teug geschept, die 't dorstig hart verkwikk'! Als onze kelk van dezen nektar vonkelt, Geniet de ziel haar zaligst oogenblik! - Een enkle drup uit dien gewijden ader Wekt in de borst een nieuwe levenskracht! De vrije geest voelt zich zijn oorsprong nader, En schept zich licht uit dezer wereld nacht! Dit stof versmelt in gloeiende idealen, Met zorg en leed, met ziels- en lichaamspijn! [pagina 338] [p. 338] Dit stof zinkt weg: der heemlen vreugden dalen! Gevoel van heil doortintelt heel ons zijn! O! dat de galm, aan 's dichters lier ontsprongen, Van dit gevoel de ziel doordringen mocht, Dat de adem, zich vernieuwend in uw longen, U 't eigen heil in 't diepst des boezems brocht! O! dat mijn tong hier woorden wist te kneden, Gelijk mijn ziel, gebaad in poëzy! Ik schroomde niet als dichter op te treden, Bezitter van der harten heerschappy! De krijgstrompet zou schallen in mijn verzen! Het heldenhart zou bruischen op mijn zang! Of 'k zou, geschoeid met Sophocleesche laerzen, Een heilzaam vocht doen leken langs uw wang! De heetste drift zou aller borst vervullen Voor Godsdienst, liefde, en plichtgevoel, en moed! 'k Zou voor uw oog der Waarheid schoon onthullen! Gy zoudt haar zien in al haar hemelgloed! Maar ach! mijn hart, verslingerd en verloren In de overmaat van 't brandendste gevoel, Als 't dit gevoel herscheppen wil voor de ooren, Vindt ieder klank, vindt ieder uitdruk koel! O! wil my dan, begaafde Rei! verschoonen, Stelt hier mijn lied uw grootsche hoop te loor. [pagina 339] [p. 339] Verwacht van my geen hoog gespannen tonen: 'k Ben in de ziel meer dichter dan voor 't oor! Doch om aan U den dichtgeest in te geven Is mogelijk mijne onmacht zelfs in staat! Eén vers, één woord, gelukkig neêrgeschreven, Doordringt een hart, dat voor de schoonheid slaat! Een Orpheus, ja! moest toovren op de snaren, Om, bijgestaan door zijner Muse gunst, In de ijzren borst van Thracische barbaren Een sprank gevoel te scheppen voor de kunst! Hier is die vlam niet moeielijk te ontsteken! Gelijk de snaar beantwoordt aan de snaar, En onze stem de Nimf der lucht doet spreken, Zoo stemmen hier de harten met elkaêr! Wel aan! 'k heb dan uw strengheid niet te vreezen, Als 'k mijn gevoel aan zang en versmaat huw! Gy zelf, gy zult daar heel mijn hart in lezen! Gy, mijn gevoel volmaken in het uw! Vorige Volgende