Isabella: treurspel
(1619)–Samuel Coster– Auteursrechtvrij
[Folio *1v]
| |
FERVET. OPVS, REDOLENTQVE. THYMO. FRAGRANTIA. MELLA. 1617
| |
[Folio *2r]
| |
Tot den leser.Daar ghy my voor aan-ziet dat en ben ick niet: de Voor-reden van het Spel meent ghy miin te ziin. Neen, de Poeet zal die door den al-dvvingenden Cupido uyt laten spreken: my heeft hy ghesonden u te segghen dat hy Ariosten niet stip ghevolght en heeft. Vraacht ghy de vvaarom? hy heeft het niet vvillen doen; en om dat het een versiering is, behoeft hy't niet te doen; maar ontleent den vriendelijcken Italiaan alleen stof, om daar van alsulck maxsel van een Spel te bootsen, als hy, de ouden volgende, verstaat dat het vvel is, dat is, dat het speelt op een Toneel, en op een tijdt, vvant die dat niet en doet, begaat even grooten misslach als een Schilder, die de Stadt van Amsterdam in't voor-vverck van een stuck ghestelt heeft, ende in't verschiet Haarlem zo sterck uytghemaact, datmen de luyden aan de vvagens by de Sparrevvouvver poort met de droncke voer-luyden om de vracht ziet staan krackeelen. Ick zoude de onvvetende in't maken van Treur-spelen vvel vvat onderrechts doen, dan zal't laten uyt vrese van haat en ondanck daar mede te behalen, en dat voornamelijck by die luyden, die daar niet af vvetende, het alderbest vvanen te vveten. Mijn Heeren, | |
[Folio *2v]
| |
dit Spel heet Isabella, en daar vvort niet meerder in vertoont als hy stelt dat op eene tijt, en op eene plaats geschiet is: de lydende persoon is onnosel, daar vvort niet in gerevekalt van byzinnigen die tegens hare schaduvve schynen te spreken: nocht an de andere zyde snorcken de ontsinde dollen, gene an den andere hangende redenen; elck spreect gangbare tale, sonder dat de Hollantsche met het lenen van vvtheemsche vvoorden onteert vvort; de vvaardy van yder is niet geheel, maar so veel als den Poeet doenlick gevveest is, vvaar genomen. Die vveten vvil vvaarom dat op alle dese dinghen vvel te letten is, die lese Aristotelem, Horatium, Schaligerem, Danielem Heynsium, voortreffelicke mannen in vvijsheyt en in allerleye vvetenschappen, die't de moeyten vvaardt ghedocht heeft vvel ernstlick haar vverck daar af te maken, om te beschryven vvat in't toestellen van Treurspelen vvaargenomen niet vvorden; alhoevvel het de onvvetende vvt onvvetenheyt, ende de overdvvaalsche laat-dunckende vvt kleenachtinge versuymen, zo geven nochtans die hare vaste regelen sulcken glans an de gedichten in de ogen der vvetenden aanschouvveren, datse vvalgende het hooft ommekeeren van onse hedendaachsche vod- | |
[Folio *3r]
| |
den; veel vvaarder achten een goet vaars daar een geheele maant over gebloct is, als sommige duysenden van beuselinghen in vveynich uren by den anderen gekrabbelt, die zo vol letter falen, boeck-staaf falen, en koppel falen zijn, dat, al vvas het geheele Oceanus Iuris vvit papier, zo soudet noch niet ghenoech zijn om alle de misslagen met hare ontvverringen te begapen. Ick vveet vvel dat oordeloose menschen, ja die de naam oock voeren van geleert, noch evenvvel met hare Latijnsche knippel-veerskens zeer loffelick daar van spreecken, 't ooch hebbende alleen op het snel, en niet op het haar onbekende vvel. Dan deze slachten de smakelose veraasden, die de schielick Ga naar voetnoot1 gegroeyde paddestoelen, veel eerder geloof ick vvt nieusgiericheydt, als om de kauvv diese over haar hebben ter maaltijdt voor vvat leckers aan laten dienen, in plaatse van voedtsame, eetbare en langdurige spyse. Ick segghe mijn meeninghe, sonder dat ick yemande maat ofte vvet begheer te stellen vvat dat hem zal moeten behaghen: Neen, dan vvyse maar alleen de misbruycken aan, daar inne de dosijnvverckers, haar zelven kittelende dat-ze moeten lachen, zoo reuckeloos vervallen, dat-ze de slechten met een zeeckere op-gheblaesentheydt haere | |
[Folio *3v]
| |
leuren voor vvat vvonders inde handen moffelen. Siet eens, ist niet een groote zotterny die meest ons alle plaacht, dat vvy de over-schoonste schepselen, hups op hare leden, vvel in't vleysch, fris van vervve met een gemeen ooch alleenelijck beschouvven? en dat vvy, alsser inde kramen, een misdracht sonder beenen, met tvvee hoofden, de neus op't voorhooft, de oogen in de neck te kijcken is, aan zodanige vvanschapene dutten des natuurs met groote vervvonderinge tijdt en ghelt nieusgierich verspillen? Even alleens vvorden de luyden ghetrocken tot verscheyden spelen, achtende, by ghebreck van verstant, 'tgoet voor quaat, en 'tquaat dat niet een lit aan 'tlijf en heeft dat na een Spel gelijckt, voor vry vvat puycx; daar ick niet garen met de Gember, die in de Peperhuyskens van dat bekladde papier gehaalt vvort, de soppe over myne schaaps-hoofden bereydt zoude vvillen hebben, vresende voor opbreken. Dat zy zo het vvil, men lake tgoede en men love het quade, ick zal door het ghesnater van een hoop klootjes volck der ouden goede voorgang na te treden nummer laten, maar een eenige gesonde oordelaat ten gevalle, pogen te doen alsmen doen moet, en niet geliick het een kudde van vveet-nieten garen hadden. Vaart vvel. S.A. Coster. |
|