Zingzang
(1866)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
[pagina 117]
| |
keel, En, zit mijn bui- del vol vijf-
fran- ken, Zoo vul ik zin- gend mij- nen
nap Met rood of gul- den drui- ven-
sap - Mij sma- ken al- ler- han- de dran-
ken: Maar bo- ven al- len spant de
kroon, De zoe- te drank der Mo- ka-
| |
[pagina 118]
| |
boon! Maar bo- ven al- len spant de
kroon De zoe- te drank der Mo- ka-
boon!
2.[regelnummer]
Den eedlen nectar zelf bereiden
Is vast mijne allergrootste vreugd.
Het malen doet mij zulke deugd,
Dat ik er nooit meê uit kan scheiden;
En als de moor zijn liedje zingt,
Dan zing ik mede dat het klinkt!
Ik laat het water dapper stoomen,
En vul dan langzaam mijne kruik,
Die juist bevat in haren buik
Wat ik behoef om toe te komen...
De geur is fijn, de kleur is schoon
Des zoeten dranks der Mokaboon!
| |
[pagina 119]
| |
3.[regelnummer]
'k Beklaag ze diep, die melk en suiker
Er tusschenmengen op zijn Fransch!
Ik laat hem zijnen maagdom gansch:
De drank is - puur - oneindig puiker!
Ik krijg hem daags twee keeren dus
In puris naturalibus,
Des morgens bij de warme weggen,
En bij de pijp na 't middagmaal...
O machteloos is menschentaal,
Om klaar en duidlijk uit te leggen
Wat heil u dankt mijns vaders zoon,
O zoete drank der Mokaboon!
|
|