Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 307] [p. 307] Jan Gerstekoorn. Drie koningen waren er in het oost, Drie koningen hoog en groot; En ze hebben gezworen bij plechtigen eed Jan Gerstekoorn den dood. Ze grepen 'nen ploeg en ploegden hem Diep in der aarde schoot; En ze hebben gezworen bij plechtigen eed Jan Gerstekoorn was dood. Maar vroolijk keerde de lente weer, En regen drenkte 't veld; Den grave ontsteeg Jan Gerstekoorn, En allen waren ontsteld. Des zomers stond hij, dik en sterk, Te pronken in de zon, Zoo wel voorzien van speer en punt, Dat niemand hem deren kon. [pagina 308] [p. 308] Doch als de herfst gekomen was, Toen werd hij geel en bleek; Zijn plooiend lijf en waggelend hoofd Bewezen, dat hij bezweek. En ach! zijne frissche gezonde kleur Verschoot al meer en meer; En nu ontvlamde de doodlijke haat Der booze vijanden weer. Ze namen een wapen lang en scherp - Zoo weerloos stond hij daar!... En hieuwen hem neer, en bonden hem vast Gelijk eenen moordenaar. Ze legden hem neder op den rug En sloegen hem scheef en krom, En hingen hem op in wind en storm, En draaiden hem om en om. Met water vulden zij 'nen put, Zoo duister als hun zin, En wierpen, opdat hij zwomme of zonk', Jan Gerstekoorn er in. Dan smeten zij hem op den vloer Tot verdere marteling neer, En rukten, daar hij nog levend was, Hem rusteloos heen en weer. [pagina 309] [p. 309] Ze droogden over een vlammend vuur Zijner beenderen merg en vet; Wreedaardig heeft een mulder dan Hem tusschen twee steenen verplet. En ze hebben genomen zijn hartebloed En gedronken in het rond; En hoe meer ze dronken, hoe meer genot Er iedereen bij vond. Jan Gerstekoorn was een stoute held, Verrichtend edel werk, Want drinkt ge van zijn hartebloed, Zoo wordt ge moedig en sterk. Verdrijven kan het alle smart, Verhoogen alle geneugt; Het kan ja zelfs een weduwenhart Doen popelen van vreugd. Ter eere van Jan Gerstekoorn Neme ieder een glas in de hand: En bloeie steeds zijn nageslacht In 't lieve vaderland! Vorige Volgende