Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] Aan Mary in den hemel. Nog toeft ge, al is uw glans vergaan, O star, die geern den morgen groet, En kondigt Mary's sterfdag aan, Die mijne wond weer bloeden doet. O Mary, mijner ziele ontrukt, Waar, lieve schim, verwijlt ge nu? Ziet gij me vóór uw graf gebukt? Hoort gij mijn bang gezucht om u? Kan ik wel ooit den heiligen stond, 't gewijde bosch vergeten, ach! Waar, hart aan hart en mond aan mond, We elkander liefden éénen dag? O neen! de tijd moog' wonderen doen, 't herdenken bare nieuwe pijn, 'k vergeet toch nooit dien laatsten zoen... Wie dacht, het zou de laatste zijn! [pagina 282] [p. 282] De Ayr kuste murmelend, keer op keer, De keien des beboschten zooms, Des dorens loof vermengde teer Zich met het groen des berkebooms; Er steeg een lied uit ieder nest, Er bloeiden bloempjes vóór den voet - Helaas! daar glom de zon in 't west, De schoone dag was heengespoed. O niets vergat ik, niets en week Uit mijn geheugen, sinds dien stond... Gelijk de bedding eener beek Wordt dieper steeds mijns harten wond. O Mary, mijner ziele ontrukt, Waar, lieve schim, verwijlt ge nu? Ziet gij me vóór uw graf gebukt? Hoort gij mijn bang gezucht om u? Vorige Volgende