Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] In het zonnige hoveken. In het zonnige hoveken zaten Wij stillekens dicht bijeen: Er schaterden uitgelaten Veel vogelkens om ons heen; De hagen waren behangen Met bloemekens rijk van kleur - Wij luisterden naar de zangen, Noch letteden op den geur. Mijns lievekens blanke handen Omlijsteden mij 't gezicht En hielden - o zoete banden! - De lovende lippen mij dicht. Wij schouwden elkaar in de oogen, Als ware er de hemel te zien, En ik boog, tot weenens bewogen, Vóór 't blozende meisje de knien. [pagina 139] [p. 139] En ik sloot al bevend haar tusschen Mijne armen aan de borst, En laafde met duizenden kussen Den brandenden liefdedorst... Wij zagen niet, noch hoorden - O stond van zaligheid! Nooit spraken we minder woorden, Nooit hebben we meer gezeid! Vorige Volgende