Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Godes by-ghevoechde Namen.VErborghen Esai: 45, 15
Omgort met moghentheyt Psalm 64, 7
Aen te bidden Mat: 4, 10
Eeuwich Baruch 4, 7 Rom: 16, 26
Alderoppersten, hooghen Genes: 14, 18, 19
Saligh: 1 Timoth: 1, 11
Ghebendijt Genes: 14, 20
Goedertieren Joel 2, 13
Over de ondanckbarighe ende qauden Luc: 6, 35
Goedt Psalm 72, 1
Alleen Luc: 18, 19
Den ghenen die oprecht van herten zijn Psalm 72, 1
Die in hem hoopen, de ziele die hem soeckt Thren: 3, 25
Goedertieren Exod: 34, 6 2 Par: 30, 9, 2 Esd: 9, 17, 31 Joannes 4, 2.
Den ghenen die tot hem wederkeeren 2 Para: 30,9
Waerdigh te ontfanghen glorie, eere, ende kracht Apoc: 4, 11
Rijck in bermhertigheyt Ephes: 2, 4
Soet Psalm 24, 8
Wonder doende Exod, 15, 11
Ghetrou Deut: 7, 9
In alle zijne woorden Psalm 144, 13
Sterck Exod: 20, 5
Aldersterckste Genes: 46, 3
Die alleen heeft de onsterflijckheydt 1 Tim: 6, 16
Vreeselijck boven allen Goden 1 Par: 16, 25
Onsterffelijck 1 Tim: 1, 17
Onbegrijpelijck van ghedachten Jere: 32, 19
Alderhoochste Genes: 14, 20
Onverbiddelijck den genen, die hem tot gramschap verwecken Thren: 3. 42
Onsienlijck Coloss: 1, 15 1 Joan: 4, 19
Rechtvaerdich Exod: 9, 27 Deut: 32, 4. etc.
Langmoedigh Psalm 102, 8
Loffelijck Exod: 15, 11 2 Reg: 222, 4
Boven maten 1 Para: 16, 25
Grootdadich in heylichede Exod: 15, 11
Groot Eccl: 46, 6 Deut: 10, 17
Van rade Jere: 32, 19
Boven alle goeden Exo: 18, 11 2 Par: 26, 5
Meerder dan ons herte 1 Joan: 3, 20
Onsienlijck Eccl: 1, 8
Wonderlijck Psalm 67, 36
Bermhertigh Exod: 34, 6
Seer Psalm: 102, 8
Denghenen die alle zijne geboden bewaren ende volbrenghen Deut: 6, 25
Sachtmoedigh Psalm 85, 5
Die hem aenroepen
Almachtigh Genes: 17, 8
Gheen dinck swaer Genes: 18: 14 1 Reg: 14, 6 Jere: 32, 17, 27 Zach: 8, 6
| |
[Folio 1v]
| |
Verduldigh Joal 2, 13
Goedertieren 2 Par. 30, 9
Alleen Apoc. 15, 4
Versoenlijck Job 33, 26
Machtigh 2 Cor. 9, 8
Inden strijt Psalm 23, 8
Alleen 1 Tim. 6, 15
Te doen al 'tghene hy belooft heeft Rom. 4, 21
Alle dinghen te doen Ephes. 3, 20
Ons te bewaren van zonde, etc. Jude 24 Ephes. 3, 20
Metten verkeerden verkeert 2 Reg. 22, 27
Milt int vergheven over de quaetheydt Joal 2, 13
Ghenadigh 2 Esdr. 9, 17
De zonden zijns volcks Psalm 77, 38
Die penitentie doen en bidden 2 Par. 7, 14
T'landt zijns volcx Deut. 32, 43
Die oordeel doet ende t'geloove soeckt Jerem. 5, 1
Recht Psalm 91, 16
Salich maeckende Esaie 45, 21
Salighmaker heylsaem Luce 1, 47
Heyligh Levit. 20, 26 Isai. 6, 3
Alleen wijs Rom. 16, 27
Ondersoeckende de herten ende nieren Psalm 7, 10
Eeuwich Esai. 40, 28
Wiens ghelijck niet is 1 Par. 17, 20
Alleen goedt Luce 18, 19\
Godt Psalm 17, 32
Hebbende onsterffelijckheyt 1 Tim. 6, 16
Goedertieren Apoc. 15, 4
Machtigh 1 Tim. 6, 15
Soet Psalm 99, 5
Alleen die hem aenroepen Psalm 85. 5
Een yeghelijcken Psalm 85. 5
Vervaerlijck Deut. 7, 5
In zijn raden Psalm 65, 5
Seer hooch verheven Daniel 3, 52
Waerachtich Johan. 3, 33, 17, 3 Rom. 3, 4 Jere. 10, 10
Levende Jos. 3, 10
De stercke wreker die vergheldende verghelt Jere. 51, 56
Een eenigh Godt Deut 6. 4
| |
Godt
Is niet ongherechtigh Rom. 3, 5
Onrechtvaerdigh Heb. 6, 10
Is gheen Godt willende boosheydt Psalm 5, 5
|
|