Voorwoord
Wijlen dr Clemens Meuleman vroeg mij eens om bijdragen voor zijn tijdschrift Moederschapszorg. Op deze uitnoodiging begon ik eenige aanteekeningen te schrijven over mijn oudste jongetje en al doende had ik voor mijzelf aan dezen arbeid veel pleizier. Ten gevolge van ongezochte omstandigheden kwamen die aanteekeningen in een klein boekje uit, wat ik eerst niet bedoeld had, maar waartoe ik mij gemakkelijk liet overhalen, ook om wille van het doel ten bate waarvan ik het handschrift afstond. Ook dat boekje onthield mij zijn voldoening niet. Ik kreeg er prettige brieven over, waarin men mij verzekerde: ‘Ik herkende alles als van mijn kind’. Een belofte nakomend, die ik mijzelf en eenigen uwer deed, heb ik toen dezen arbeid, die licht als de morgen is, hervat en verder verteld uit de kinderkamer. In deze uitgave treft men die nieuwe reeks aan, waaraan ik