tikelen aan dit grootse, maar ogenschijnlijk kleinschalige gebeuren op de dijk refereerde.
Dorp aan de rivier is een scharnier- en ijkpunt in het oeuvre van Coolen. Na Dorp aan de rivier bleek hij een andere schrijver. Het vervolg op Dorp aan de rivier, De drie gebroeders, stelde enigszins teleur. Daarin heeft hij een restgroep sterke verhalen over zijn dokter opgenomen waarvoor hij in Dorp aan de rivier geen ruimte had, maar Herberg in 't misverstand, De vrouw met de zes slapers en De grote voltige zijn prachtige, eigenlijk nooit op hun waarde geschatte prozawerken, met het skurriele A.F.Th. van der Heijden-achtige begin van De grote voltige als sublieme uitschieter. Van der Heijden is uit dezelfde contreien afkomstig als Coolen en praktiseert dezelfde wijdlopige, maar daardoor ook beeldende verteltrant. Het is zeer wel denkbaar dat Van der Heijden nooit een groot Coolen-lezer is geweest, maar de verwantschap is onmiskenbaar, en dat heeft stellig te maken met het feit dat ze nu eenmaal hun wortels hebben in Oost Brabant.
Op het einde van zijn leven deed Coolen Dorp aan de rivier als het ware over. Toen publiceerde hij nog Stad aan de Maas, als een echo van Dorp aan de rivier. Het is een fraaie en leesbare roman, zoals al het werk van Coolen, maar juist de zoveel herfstiger grijstinten van deze roman en de zoveel beheerstere toon van het proza doen je beseffen wat teloorging, en wat juist volop aanwezig is in Dorp aan de rivier: die ongemeen kleurrijke, levendige, overrompelende, onstuimige verteltrant.
Streekromanschrijvers staan in de Nederlandse literatuur in een kwade reuk. Ook Coolen heeft er van toonaangevende critici flink van langs gekregen. Tot aan Dorp aan de rivier sabelde Ter Braak het hele oeuvre neer en Du Perron had er ook nauwelijks een goed woord voor over. Ter Braak bleek warempel tevreden over Dorp aan de rivier, maar in zijn ogen, en ook in die van Du Perron, bleef Coolen toch tweederangs, een streekromanschrijver net als Herman de Man.