België van het brood der ziel, van het licht des geestes moet onterfd blijven, dan alleen door zijne of zijner ouderen schuld! Dat niemand, zelfs het kind des bedelaars niet, de middelen ontzegd worden, om de begaafdheden, die God hem heeft geschonken, te ontwikkelen en te doen gelden, en aldus in het Belgisch huisgezin de plaats in te nemen, waartoe zijne zedelijke waarde hem recht kan geven!
Gij, leerlingen, wien ik in naam des staatsbestuurs den prijs der vlijt en der werkzaamheid ga uitdeelen, gij zijt een slagend bewijs van de waarheid mijner gezegden. De meesten uwer behooren voorzeker tot de arbeidende burgerij, sommigen ook tot den nederigsten volksstand. De zegepraal, die gij nu hebt behaald, doet mij denken, dat de Voorzienigheid u heeft begaafd met eene bijzondere verstandelijke vatbaarheid; zij laat mij hopen, dat gij zult getrouw volharden in leerzucht en in vlijt, dat gij zult getrouw blijven aan de gevoelens van deugd en vaderlandsliefde, welke de lagere school u in den boezem heeft gestort. Indien het zoo is, dan zult gij u onderscheiden in de samenleving, u nuttig maken, u doen beminnen en eeren in uwen stand. En wie weet, wat gij zult worden, gij, die bij uitstek moedig schijnt en begaafd? Wie kan zeggen, of niet sommigen onder u hun vaderland zullen vereeren en eene luisterrijke loopbaan bewandelen?
Dit hangt af van den wil Gods en van uwe eigene volharding: maar hoe het zij, en welke uw stand in de samenleving ook worde, zonen des volks, gij zult het altijd blijven beminnen dit vaderland, dat u zoo edelmoedig de middelen schonk, om uwen geest te