hem twee uren verte, omhelsde hem en keerde dan weder naar Turnhout.
De vrijwilligers, sedert eenige maanden reeds op de grenzen werkeloos gehouden, begonnen te morren, omdat men hen niet tegen den vijand leidde; doch men deed hun verstaan, dat de groote mogendheden van Europa te Londen bezig waren met over het lot van België te beramen; en, dewijl Holland weigeren zou zich aan hunne beslissing te onderwerpen, moest men slechts wat geduld hebben: het spel zou wel voor goed aan den gang geraken.
Ondertusschen zwierven wij, tot de maand Juli 1831, gedurig in de Antwerpsche Kempen rond, overal op de dorpen en gehuchten bij de boeren herbergende.
Nu was het Lente geworden; ik beleefde voor de eerste maal het ontwaken der natuur in het nog oorspronkelijk Kempenland. Jong als de hernieuwde schepping was mijn hart, frisch en zuiver als de heide mijne droomachtige ziel.
Niet mijne latere reizen door de Kempen hebben mij het gevoel van de schoonheid der heide gegeven; alsdan, toen ik eerst de kindsheid ontgroeide, heb ik hare indrukken in mij vergaderd, hare kruiden geteld, hare geruchten afgeluisterd, ben ik in hare geheimen gedrongen en heb ik ze geliefd en bemind, als hadde mijne wiege op hare maagdelijke vlakte gestaan.
De frissche herinnering aan dit gelukkig tijdvak mijns levens heeft mij twintig jaren later nog doen uitroepen:
‘Wat moet in de jonkheid onze ziel toch beminnend en machtig zijn, dat zij alles, wat haar omringt, in zich zelve opsluit en met eene onvergankelijke