Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCCLXI. Schets der liefde. Wie kent uw heerschappye niet, O min, die alles houdt in wézen! Een dierken dat het oog niet ziet, Een felle leeuw die zich doet vreezen, De monsters in de woeste zee'n Gevoelen uw bekóorlykhé'en: Maer gy hebt ook uw bitterhéden. Wie is er die zich roemen kan Dat hy dóor u nooit héeft geléden? Hoe ménig groot en deftig man [pagina 113] [p. 113] Hebt gy in grouwzaem ongelukken Dóor uwe grillen niet gestort! Hoe ménig lévensdraed verkort! Daer zyn geen wreede schellemstukken, Geen moord dóor goddeloos venyn Of stael, die gy niet hebt bedréven. Doch zyt ge en zult ook altoos zyn De bron en zoetigheid van 't léven. Vorige Volgende