Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCCXXXIX. ‘God dank! ik draeg op niemand haet; Ik wensch geen denkend wézen kwaed; Ben ik van 't deugdenspóor bywyl eens af-gewéken, 'k Bleef toch met 's Heeren hulp in 't boos niet immer stéken.’ O! hoe gelukkig is een man Die stervende dit zeggen kan! Vorige Volgende