Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCCXVII. Wat is een zóon des mensch, o God der wonderhéden Vóor wien gy zelf wierdt mensch, vóor wien gy hebt geléden Een zier der woeste ruimte oneindig uit-gebreid, Een oogenblikske in de eeuwigheid. Vorige Volgende