Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCXVII. Monarchen, boven ons zoo wonder hoog verhéven, Wat eer en lof men u móog géven, Gy zult eens van uw magt en luister zyn ontbloot, Want gy zyt menschen, zwak; en God alleen is groot. Vorige Volgende