Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CLXVII. Pastoor en Boer. P. 'k Heb goed te hidden en te smeeken, 'k Heb goed te kyven en te préken, De vlégels lagchen en zy gaen. B. 'k Heb goed te stéken met de sporen En haer te smyten agter de ooren, Myn merrie wilt niet blyven staen: Pastoor, wilt gy dat uwe schapen Uit uw sermoenen vóordeel rapen, Leg dan uw werk wat anders aen. Vorige Volgende