Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXLIII. Zich kleeden naer de móod, niet naer den ouden trant, Moet toch een zonde zyn heel grouwelyk om noemen: Ik hoor Odulf, ons prédikant, Haer alle weken schier uit vollen hals verdoemen. Vorige Volgende