Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXVII. Nu gy zyt ryk, Eugeen, pryst gy de middelmaet: Men hoorde u stéeds en bitter klagen, Eer gy geklommen waert tot zoo een wéelde en staet. Die armoede en ellende in stilte kan verdragen, Dat is myn filozóof, Eugeen; Dien noem ik wys en anders geen. Vorige Volgende