Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XCVIII. Faustien héeft vrienden met dozynen: Schoon zulke vrienden zyn gemeen, Ik heb van dito sóort geen een. Waerom? Ik heb geen kok noch tienderhande wynen. Vorige Volgende