Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXI. Werk mé', Philip, als God u zyn genade biedt: Hoe! wilt ge uw zondenlyst tot aen het eind' vermeeren! En zingen sta eg het oude lied: ‘Ik heb nog tyd genoeg, ik zal my wel bekeeren; 't Is béter laet als nooit?. - Ik loochen u dat niet: Maer, lieven vriend, wil hierop letten; Uw spréekwóord is verminkt; gy moet daerby nog zetten: Late boet Is zelden goed. Vorige Volgende