Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXIX. Tien jonkers zaten eens op zéker feest en brasten, En vulden hunne maeg met ménig lekker béet, En machten véel gerugt: toen zei er een dier gasten: Mynheeren, zwygt toch stil; men hoort niet wat men éet. Vorige Volgende