Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XLVI. Op alles wat gy komt te lézen [T]rekt gy uw neus omhoog en maekt een schimpend wézen? Krispien, en gy benydt elkeen. Maer wie draegt nyd op u? geen een. Vorige Volgende