Liederen. Deel 1(1917)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen van huisvlijt Vorige [pagina 95] [p. 95] Het kleine meisje. Dagelijks, het kleine meisje Met de waschmand aan haar heupen Langs het smeedsel van de leuning Kartelend bezij het brugje, Dat te peinzen ligt op water Groenig, van het bruin-rood grachtje, - Dagelijks, het kleine meisje Op het stil nadenkend brugje Naar de overzijde gaat zij, Lachende, het kleine meisje Met de waschmand aan haar heupen. Dagelijks, aan open venster Waar hij luistert naar de woorden Die er komen uit het grachtje, Het steen-roode bruine grachtje, Met zijn stil geplante boomen, Langs het ademende water En het ruggenbollend brugje, - [pagina 96] [p. 96] Zit de dichter, - en het meisje Dagelijks, het kleine meisje Ziet hij stappen bij het brugje, Met de waschmand aan haar heupen. Overal langsheen het grachtje, Aan de heenzij en de keerzij Staan geschaard de huizenmutsjes, Waarin kleine menschen steken, Wier dom waschgoed in de manden Wordt geschommeld door het meisje, Gaande overheen het brugje Dat nadenkend ligt op water In een hooggerugde houding Onder beide kleine voeten Van het stappend kleine meisje. Overal bezij het water Aan de geveltjes der huizen, Gelardeerd met stukjes speksteen, - Aan de bruineboontjes huizen, Ingezet staan kleine vensters; Op de kleine vensters dansen Loovertikjes van de zonne, Kleine spiegeltjes van goudlicht Schuivend overheen het water Over het klein meisje henen Op het stil nadenkend brugje. [pagina 97] [p. 97] En de dichter aan het venster Neemt zich voor een Vers te schrijven Van het sidderende grachtje, Met zijn ingeplante boomen Langs het wiegelende water, En zijn hooggerugde brugje En zijn kakelende leuning En zijn bruine-boontjes huizen En zijn dagelijksche meisje Met de waschmand aan haar heupen Dansend in den dans der zonne. Maar het dagelijksch meisje Langs het smeedsel van de leuning Kartelend bezij het brugje Dat te peinzen ligt op water Naar de heenzij en de keerzij. Van het steenrood groene grachtje Met zijn bruineboontjes huizen, - Weet niets van het spel der zonne Weet niets van het spel der verzen En zij lacht maar, het klein meisje Met de waschmand aan haar heupen. Want zijzelve is als verzen, Want zijzelve is als zonne, Dansende bezij de leuning Overheen het stille water Onder het nadenkend brugje [pagina 98] [p. 98] Met zijn hooggerugde houding Naar de heenzij en de keerzij Van de bruineboontjes huizen Met zijn geveltjes van speksteen En de stil geplante boomen Aan het steenrood groene grachtje. Vorige