Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Ccxivij. Liedeken.Op de wijse van de neghen Soldaten tot Randencop ghevanghen.Wilt doch nu hooren singhen
Een corte nieuwe Liet,
Dat ick ons sal voortbringhen,
T’zijn wonderlijcke dinghen,
Ga naar margenoot*De Weerelt acht des niet.
Ga naar margenoot†De Weerelt int verstranghen
Ga naar margenoot+Die leyt in grooter noot,
Ga naar margenoot+Sy heeft haer seer verganghen,
De vyandt houdtse ghevanghen,
Ghevanghen tot der doot.
Hy houdtse vast ghebonden
Met sijnen wille quaet,
Ga naar margenoot+Met den stricken der zonden,
Och mocht sy’t recht doorgronden
Ga naar margenoot+Waer datse henen gaet.
Ga naar margenoot+In allen haren wesen
Ia niet dan ijdelheyt,
In hooghmoedt seer gheresen,
Sy schaemt haer niet in desen,
Soo seer is sy verleyt.
Ga naar margenoot+Sy suypen en sy vreten,
| |
[pagina 549]
| |
Sy tieren alsoo dol,
Gods wil die wordt vergheten,Ga naar margenoot+
Den willen sy niet weten,Ga naar margenoot+
Al boosheyts zijnde volGa naar margenoot+
Sy wennen daer int lieghen,Ga naar margenoot+
By haer is haet en nijt,Ga naar margenoot+
Sy stelen, rooven, krieghen,
Malcanderen bedrieghen
En aendoen grooten spijt.
Hoe canment al vertellen
Wat nu ter tijdt gheschiet,
Hoe sy haer nu verstellen
Tot den Afgods ghesellen,Ga naar margenoot+
Ist niet een groot verdriet.
Noch willen sy haer roemen
Dat sy goe Christen zijn,
Gods Wet salse verdoemenGa naar margenoot+
Dat sy te sterven comenGa naar margenoot+
Al in der Hellen pijnGa naar margenoot+
Daer sy dan moeten sterven
Den langhen tijdt voorwaer,Ga naar margenoot+
En eeuwelijck bederven,
En gheen ghenaed’ verwerven,
Dat lijden valt te swaer.
Elck wil dit doorgronden,
En crijghen eenen schrick,
Ga naar margenoot*En houden op van zonden,
Soo wordt hy dan ontbondenGa naar margenoot+
Al van des Duyvels strickGa naar margenoot+
Ga naar margenoot†Die sijn macht breeckt te samen,
Is Christus triumphant,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot‡Die roeptse al met namen,
De creupelen en lamen,Ga naar margenoot+
Helpt haer met sijner hant.
Och wilt u doch opmaken
Ghy arme Weerelt blent,Ga naar margenoot+
Den tijdt begint te nakenGa naar margenoot+
Dat ghy soudt moeten smaken
| |
[pagina 550]
| |
Het eeuwighe torment.
Ga naar margenoot+Wilt u van zonden keeren,
Ga naar margenoot*Neemt Iesum Christum aen,
Ga naar margenoot†Sijn wesen wilt doch leeren,
Ga naar margenoot+Soo sal de Heer der heeren
V minnelijck ontfaen.
Ga naar margenoot*En nemen in ghenaden,
Ga naar margenoot†T’is nu den tijdt bequaem,
Ga naar margenoot‡Wilt u niet loangh beraden,
Ga naar margenoot+Oft ghy soudt deur’t verspaden
Niet worden aenghenaem.
Ghy jonghe domme sinnen,
Ga naar margenoot+Dit wel ter herten vaet,
Wilt vroech bij tije beginnen,
Ga naar margenoot†Het leven te beminnen
Dat nimmer en vergaet.
Wilt ghy het leven vaten
Dat eeuwich sal bestaen,
Ga naar margenoot*Moet ghy het u verlaten,
Met sijnen Ga naar margenoot† lusten haten,
Ga naar margenoot‡Den nauwen padt ingaen.
Ga naar margenoot*Die Christus heeft ghetreden,
Ga naar margenoot†Wilt hem doch volghen naer,
Ga naar margenoot‡Op dat ghy doch u leden
Besitten meucht met vreden
By de Enghelsche schaer.
Om de jeuchde te stichten
Ga naar margenoot+Die ligt in blindtheyt groot,
Ginck ick dit Liedeken dichten,
Ga naar margenoot‡O Heer, wiltse verlichten
Ga naar margenoot+Door u ghenade bloot.
Ga naar margenoot+Het is gheschiet int scheyden,
Adieu nu allegaer,
Elck een wil hem bereyden
Den Heere te verbeyden
Al in de wolcken claer.
|
|