Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[pagina 510]
| |
Het Ccxxix. Liedeken.Op de wijse van den 25. Psalm: Mijn hert hef ick tot u, etc.
Ga naar margenoot+Tot u heb ick opgheheven,
Ga naar margenoot+Heer, mijn hert en mijn ghemoedt,
Ga naar margenoot+Schand’ en laet my niet omgheven
Ga naar margenoot+Mijner zonden overvloedt:
Ga naar margenoot+Maer deur Christum uwen Soon
Ga naar margenoot+Vergheef my al mijn misdaden,
Ga naar margenoot+Wilt my recht bekeeren schoon,
En aennemen uyt ghenaden.
Ga naar margenoot+Maeckt my gheleert in u zeden,
Ga naar margenoot+Om u weghen wel te gaen,
Ga naar margenoot+Den smallen padt recht te treden,
Ga naar margenoot+V waerheyt leert my voortaen,
Ga naar margenoot+Naer uwe barmherticheyt
Ga naar margenoot+Regeert al mijn doen en laten
Ga naar margenoot+Deur u goetheyt (wijdt verbreyt)
Ga naar margenoot+Comt mijn elende te baten.
Ga naar margenoot+Seght, die vervolghen mijn Ziele,
Ga naar margenoot+Datse moeten in den grondt,
Ga naar margenoot+Deur Christum vrijdt ons ghehiele
Ga naar margenoot+Van zonden los en ghesondt
Heel maeckt, en Ga naar margenoot† salich, O Godt,
My u Ga naar margenoot‡ handtwerck, cleyn van crachten,
Ga naar margenoot+Ghy zijt mijn vastheyt, mijn slot,
Ga naar margenoot+Dit wy van u Heer verwachten.
Ga naar margenoot+In comen om te belijden
Ga naar margenoot+Nu uwen heerlijcken Naem,
Ga naar margenoot+In u wil ick seer verblijden,
Ga naar margenoot+Loven, dancken, naer t’betaem:
Comt herwaerts ghy die daer Ga naar margenoot* smaeckt,
Ga naar margenoot+De vriendelijckheyt des Heeren,
Ga naar margenoot+Die soo lieflijck tot ons naeckt,
Helpt my sijn lof vermeeren.
Ga naar margenoot+Bringt danckoffer uytghelesen
| |
[pagina 511]
| |
Op sijnen heylghen Outaer,Ga naar margenoot+
Sijnen Name moet zijn ghepresenGa naar margenoot+
Van sijnen kind’ren te gaer,Ga naar margenoot+
O Heere, ghebenedijdtGa naar margenoot+
Moet ghy zijn, ghy Ga naar margenoot† Godt almachtich,
Iae het gantsche Aerdrijck wijdt
Belijd’ u seer aendachtichGa naar margenoot+
S’nachts wil ick my vroech op maken,Ga naar margenoot+
V te begheven terstont,Ga naar margenoot+
V bevelen al mijn saken,Ga naar margenoot+
Seven-mael met mijnen mondt
Sal ick u sdaeghs loven fijn,
Daer toe wilt mijn Ziel Ga naar margenoot‡ bereyden,
Dat ick met der tonghen mijn
V eer soo mach uytbreydenGa naar margenoot+
Van sÍaghers strick opgehanghenGa naar margenoot+
Verlost mijn ziel, maecktse vry,Ga naar margenoot+
Dat ick niet en word’ ghevanghen,Ga naar margenoot+
Tot aent eynde staet by my:
Ick sal spreken van u Wet,Ga naar margenoot+
Onderhouden u bevelen,
Vroech en laet sal mijn ghebedt
Met Lofsanghen voor u spelenGa naar margenoot+
Daelt, Heere, tot my, comt beneden,Ga naar margenoot+
En leydt my met uwer handt,Ga naar margenoot+
Op den smallen wegh met vredenGa naar margenoot+
Tot ick com’ int Hemels landt,Ga naar margenoot+
Slecht en recht behoedt my dochGa naar margenoot+
V toecomste te verbeydenGa naar margenoot+
Daerom bidden moet ick noch,
Dancken u salicheydenGa naar margenoot+
|
|