Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Ccxix. Liedeken.Op de wijse van den 74. Psalm: Hoe comt dat ghy ons verstroyt, O Godt mijn, etc.
Ga naar margenoot+Troost gheeft my doch, O Heer, in mijn ghemopet,
Dat ick uwen smallen padt hier mach treden
| |
[pagina 489]
| |
Heel wel bereydt met Christelijcken zeden,Ga naar margenoot+
Versterckt my doch door uwen Geeste soetGa naar margenoot+
Reynicht mijn hert, O lieve Vader mijn,Ga naar margenoot+
Op dat ick in u Rijck mach aenschouwenGa naar margenoot+
En door’t gheloof heel vast in u betrouwen,
Dat ghy nu wilt mijn goet berader zijnGa naar margenoot+
Iae dat ick mijn lichaem bewaren mach,
En oock mijn ziel voor het zondich beswaren
En int goet doen my nimmermeer mach sparen,Ga naar margenoot+
Tot dat sal comen mijnen laetsten dachGa naar margenoot+
Neyght u ooren en mijn gebedt verhoort,Ga naar margenoot+
Als ick tot u sal roepen ende claghenGa naar margenoot+
Wt s’herten grondt met een gemoet verslagenGa naar margenoot+
Toont my u goetheyt nae u heylich woortGa naar margenoot+
Proeft my Heere ende voorloutert my,Ga naar margenoot+
Tot dat ick heel oprecht worde bevonden,Ga naar margenoot+
Want ghy doch condt alle mijn doen doorgronden
En van’t beswaren my maken heel vryGa naar margenoot+
Ick sal u prijsen uyt mijns hert’ grondt,
Als ick dees goetdaedt van u sal ontfangen,
Ick sal u dancken Heer met lovesanghenGa naar margenoot+
En my voeghen nae u heylich verbondt.
En siet niet aen, dat ick Ga naar margenoot† ellendich bin,
Ick vertroost my gantschelijck op u ghenade,Ga naar margenoot+
Slaet uwe teere dienstmaecht, Heere, gade,Ga naar margenoot+
Tot dat ick come t’uwer rusten inGa naar margenoot+
Toont u goetheyt also ghy placht te doenGa naar margenoot+
Met uwen schepsel, het werck uwer handenGa naar margenoot+
Soo dat bekent is, Heer, in alle landen,
Want uwe deucht en mach niemandt bevroen.
En soud’ mijn ziel, u Heer, niet lopen breyt,Ga naar margenoot+
Soo moest mijn tonge aen mijn caken cleven,Ga naar margenoot+
Ghy die my gaeft den adem en het leven,
Van moeders lichaem hebt ghy my bereytGa naar margenoot+
Recht houd my nu tot dat ick sterven sal,
| |
[pagina 490]
| |
Ga naar margenoot+Door uwen Geest wilt my stadich geleyden,
Dat ick mach, Heere, u eere verbreyden,
Ga naar margenoot+En hier naemaels comen by’t lief ghetal.
Ga naar margenoot+Soo ghy met my zijt stadich in den strijt
Soo en sal my niemandt mogen verwinnen
Ga naar margenoot+Daerom wil ick u, O mijn Godt, beminnen
Ga naar margenoot+Wetende dat ghy mijn beschermer zijt.
|
|