Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet CCj. Liedeken.Op de wijse van den 91. Psalm: Die in Godes bewaringh sterck, etc.Rotterdamsche beminde Ga naar margenoot‡Bruyt,
Ga naar margenoot+Ick wensche u Gods vrede,
Ga naar margenoot+En des heyl’ghen Gheestes virtuyt
Elck eenen in sijn stede,
Ga naar margenoot+Door Iesum Christum sijnen Soon,
Ga naar margenoot+Onsen Heylandt verheven,
Ga naar margenoot+Comende uyt sijns Vaders throon,
En schinckt ons Ga naar margenoot† d’eeuwich leven.
Lieve vrienden, ghy hebt verheught
Ga naar margenoot+Ons hert, door u toecomen,
Ga naar margenoot+Zijnde soo te samen gheveucht
Ga naar margenoot+Onbeveynst sonder schromen
Ga naar margenoot+Lovende Godt tot die’r stondt,
Ga naar margenoot+Vermaende ons met singhen
Ga naar margenoot+Door Liedekens uyt s’hertzen grondt,
Die ghy voortdedet bringhen.
Wilt u Ga naar margenoot† goede voornemen doch
Ga naar margenoot+Gheensins laten berooven,
| |
[pagina 449]
| |
Maer dat in u verstercken nochGa naar margenoot+
Door Godes gave van boven,Ga naar margenoot+
Ons herte is tot u bereytGa naar margenoot+
Ghelijck eens lichaems ledenGa naar margenoot+
Gheneghen zijn tot eenicheyt,Ga naar margenoot+
En gheern leven in vredenGa naar margenoot+
Die was ymmers een eenich zaet,Ga naar margenoot+
Alsoo ghy claer mocht hoorenGa naar margenoot+
Waer uyt t’lichae, dat nu bestaetGa naar margenoot+
Moet worden nieu ghebooren,Ga naar margenoot+
En wy Gods liefde smaken pleynGa naar margenoot+
Als sijn kinders ghepresen,Ga naar margenoot+
Och waer sijn liefde in ons reynGa naar margenoot+
Soo die behoort te wesen.
Doorgronden souden wy Gods aert,Ga naar margenoot+
En dat nae Schrifts ghewaghen,
En souden hem, die was beswaert,Ga naar margenoot+
Sijn lasten helpen draghen:
Vrienden, het is t’hooghste ghebodt,Ga naar margenoot+
Dat wy ons recht beminnen,Ga naar margenoot+
Wy en zijn anders niet van Godt,Ga naar margenoot+
Maer gantsch verblindt van binnenGa naar margenoot+
Het is voorwaer teghen natuerGa naar margenoot+
T’lichaem te zijn verscheyden,Ga naar margenoot+
Laet ons daerom Ga naar margenoot† als kinder puer
Ons te samen bereyden
T’onderhouden des lichaems werck,Ga naar margenoot+
En elckanderen stichten,
Godt die daer is van machte sterckGa naar margenoot+
Wil al swackheyt verlichtenGa naar margenoot+
V dan gheenen windt en ontset,Ga naar margenoot+
Noch van gheen waterstroomen,Ga naar margenoot+
Waer door den vrede wordt belet,
Maer laet ons als de vroomen
Ons t’samen nemen by der handt,
Treden in Christi paden,Ga naar margenoot+
Verlichten die nu zijn int landtGa naar margenoot+
| |
[pagina 450]
| |
Ga naar margenoot+Met veel twisten beladen.
Laet ons doch de duysternis groot
Ga naar margenoot+Waer awen de blinde stooten,
Wech ruymen, Ga naar margenoot† toonen t’lichte bloot,
Ga naar margenoot+Als t’volck uyt Godt ghesproten,
Ga naar margenoot+Als nieu gheboren kinder sijn
Ons alle tijdt bewijsen,
En heel richten nae Christi lijn,
Ga naar margenoot+Soo onsen Vader prijsen.
Ga naar margenoot+Kennen hem, ende zijn bekent
Ga naar margenoot+Van hem, als uyt vercooren,
Als wy dan zijn uyt dit Ga naar margenoot‡ ellent,
Ga naar margenoot+Sullen wy vreuchd’ oorbooren,
Ga naar margenoot+Oock nu verslijten onsen tijdt
Ga naar margenoot+Met dancken ende loven
Ga naar margenoot+Den grooten Godt ghebenedijdt
Ga naar margenoot+In sijn schoone voorhoven.
Wt reynder liefde en tot danck
Ga naar margenoot+Sullen wy dan verheughen,
Ga naar margenoot+Onsen Godt eenen Lovesanck
Ga naar margenoot+Singhen naer ons vermeughen,
En malcanderen nemen waer,
Ga naar margenoot‡En tot der deuchde stieren,
Ga naar margenoot+Iae wy souden dan allegaer
In Godt verjubilieren.
Ga naar margenoot+Gesontheyt in u nieu ghemoet,
Ga naar margenoot+En int rechtnieuwe wesen
Ga naar margenoot+Vernieut nae Iesu Christo soet,
Gheef u de Heer ghepresen,
Ga naar margenoot+Met claren ooghen op ghedaen,
T’beste het meeste te achten,
En als ghy’t dan recht hebt verstaen,
Dat ghy daer naer meucht trachten.
Ga naar margenoot+Den Godt die overvloedich gheeft,
Ga naar margenoot+Zijt nu van my bevolen,
Ga naar margenoot+De liefde my ghedreven heeft,
Ten mocht niet zijn verholen,
Och neemt het doch int goe van my,
| |
[pagina 451]
| |
Ick groet u al met namen,Ga naar margenoot+
Godt gheef dat wy met herten bly
Moghen in vred’ verpauzen.
|
|