Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[pagina 445]
| |
Het Cxxix. Liedeken.Op de wijse: Wt dieper noot schrey ick tot u, O Godt verhoort, etc.
Ga naar margenoot‡Proeft Heer mijn hert, Ga naar margenoot† ghy kent mijn doen,
Van mijnen jonghen daghen,
Als ick u Wet wel gae bevroen,Ga naar margenoot+
Soo mocht ick schier vertsaghen,
Want u Wet te volbrenghen siet,
Was in mijn cracht minder dan niet,
Onmoghelijck om draghen.
In s’Weerelts vreuchde had ick lust,Ga naar margenoot+
Mijn tijdt had ick versleten,Ga naar margenoot+
Naer s’Weerelts loop heel wel gherust,Ga naar margenoot+
Tot ghy my Heer liet weten
V soet vermaen en heylich woort,
En holpt my, doe ick lach versmoort,Ga naar margenoot+
Hebt ghy my niet vergheten.
En ghy hebt my gheopenbaertGa naar margenoot+
Den schat, die lach verborghen,Ga naar margenoot+
En verlicht, als ick was beswaert,Ga naar margenoot+
Ginckt hy Heer voor my sorghen,Ga naar margenoot+
En naemt my vriend’lijck by der handt,Ga naar margenoot+
V goetheyt en uwen bystandt
Vernieude alle morghen.
Tot dat ghy my volcomen brocht
Om in u huys te woonen,Ga naar margenoot+
Hebt my door Christi bloet ghecocht,Ga naar margenoot+
En deed’ mijner verschoonen:
Door hem word’ ick u kindt bequaemGa naar margenoot+
Tot heerlijckheyt van uwen NaemGa naar margenoot+
Ginckt ghy my dus becroonen,Ga naar margenoot+
En soo werdt ick een vreemdelinck,Ga naar margenoot+
Ginck dolen achter lande,Ga naar margenoot+
Den Draeck tot my uytschieten ginck,Ga naar margenoot+
Stroomen menigherhande,
Somwijlen rust, somtijden strijdt,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 446]
| |
Maer ick werdt doch altijdt bevrijdt,
Ga naar margenoot+Heer, met uwen bystande.
Ga naar margenoot+Raet gaeft ghy my, in mijnen noot
Ga naar margenoot+Quaemt ghy my visiteren,
Alsoo wilt uyt ghenaden bloot
My nu voortaen regeren,
Nu mijnen tijdt schier is vervult,
Ga naar margenoot+En verwacht dat ghy comen sult,
Ga naar margenoot+En mijn daghen mineren.
Staet by my, Heer, dat ick nu voort
Ga naar margenoot+V paden recht mach treden,
Ga naar margenoot+Nu my de oudtheyt comt aen boort,
Ga naar margenoot+En swack zijn al mijn leden,
Ga naar margenoot+Gheeft dat ickse versinnen mach,
Tot comt, Heer, mijnen laetsten dach,
Ga naar margenoot+Met Christelijcken zeden.
Ga naar margenoot+Toont u goetheyt, en maeckt my sterck
Ga naar margenoot+Te doen u welbehaghen,
Ga naar margenoot+Op dat ick blijf Heer in u werck,
En mach met vreuchden draghen
Ga naar margenoot+V jock, en zijn u onderdaen,
Ga naar margenoot+En naemaels mach niet binnen gaen,
Vrolijck sonder vertsaghen.
Ga naar margenoot+En daerom dat ghy Heer my gheeft
Ga naar margenoot+Den wil en het volbringhen,
Ga naar margenoot+Soo moet ick blijdelijck beleeft
Ga naar margenoot+V dees offrande bringhen,
Ga naar margenoot+Belijdende tot aller stondt
V goetheyt uyt mijns herten grondt,
Ga naar margenoot+En desen Lofsanck singhen.
Ga naar margenoot+Nemet Heer aen, als Lammen vet,
Soo ghy mu hebt verstanden,
Ga naar margenoot+Isser noch yet dat my besmet,
Dat reynicht door u handen,
Ga naar margenoot+En maeckt my Heer louter en claer,
Een offer Ga naar margenoot‡ op uwen Outaer,
Dat reyn voor u mach branden.
Ga naar margenoot+Siel ende lijf beveel ick nu
| |
[pagina 447]
| |
In u handt, wilt my sparen,
En mijnen troost stel ick in u,
O Heer, wilt my vergarenGa naar margenoot+
Als mijn reyse sal zijn gheent,Ga naar margenoot+
Dat ick dan in des Hemels tentGa naar margenoot+
Mach zijn by u Dienaren.
|
|