Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Clxxxviij. Liedeken.Op de wijse van den 119. Psalm: Ghelucksalich is de Mensche die leeft, etc.Nacht ende dach is mijn suchten, o Heer,Ga naar margenoot+
Tot u mijn Godt en Ga naar margenoot† Conincks hoogh verheven,
Ghy weet mijn noot en mijns berten begeer,Ga naar margenoot+
En mijne Ga naar margenoot‡ strijdt in mijn jammerlijck leven,
Ten is gheen rust te vinden nu ter tijt,
Sy en word’ door uwe goetheyt ghegevenGa naar margenoot+
En daerom sal ick nu sonder respijt
My tot u keeren, vast in u betrouwen,Ga naar margenoot+
Tot dat ick word’, Heer, te rechte verblijtGa naar margenoot+
Laet my u goedertierenheyt aenschouwenGa naar margenoot+
Met claeren ooghen deie op zijn ghedaen,Ga naar margenoot+
Op dat ick coom uyt al mijnen bebenouwenGa naar margenoot+
En zijt niet ghy, die my plach by te staenGa naar margenoot+
Doe ic schier was fersoncken int v’smooren?Ga naar margenoot+
En hebt ghy my, Heer, niet ghenomen aen,Ga naar margenoot+
Doe ick in zonden swaerlijc was ghebooren?Ga naar margenoot+
Door u lief Kint naemt ghy my by der hant,Ga naar margenoot+
Naer u belofte, langh’ gheschiet te voorenGa naar margenoot+
Siet, Heer, ick was door mijn daedt u vyandt,Ga naar margenoot+
Maer ghy hebt ons doe uyt liefden gesondenGa naar margenoot+
V lief Kint Christum Iesum den Ga naar margenoot† Heylant,
Op dat wy recht souden worden Ga naar margenoot‡ ontbonden
Kinder te zijn, en ghy ons Ga naar margenoot‡ lieve Vaer,
Wie mach Ga naar margenoot” uwe liefde te recht doorgronden?
Kent nu, O Heer, hoe swack ick ben voorwaer,Ga naar margenoot+
En dat ick niet en heb in mijn vermoghen,Ga naar margenoot+
Waer ick my wend’ oft keere hier oft daer,
| |
[pagina 426]
| |
En my gheen soud’ nieuwen wille voeghen,
Ga naar margenoot+Soo vind’ ick uyt soo menichmael beswaert
Ga naar margenoot+Dat ick my niet te recht en can verhoeghen.
Ga naar margenoot†Sterckt mijn gheloof, Heere, my doch bewaert,
Ga naar margenoot+Op dat ic nemmermeer en coem tot schanden
Ga naar margenoot+Maer u arme aerdwormken doch nu spaert,
Ga naar margenoot+Niet Heere om de wercken mijner handen,
Ga naar margenoot+Maer om uwe groote barmherticheyt,
Die seer wijdt is verbreydt in alle landen.
Ga naar margenoot+Troost ghy my, Heer, met uwen troost bereyt,
Ga naar margenoot+Oft anders waert met my geheel verlooren,
Ga naar margenoot+Wy weten dat ghy ons hebt toegheseyt
Ga naar margenoot+Dat ghy onse ghebeden sult verhooren.
Ga naar margenoot+Als wy u aenroepen van herten grondt,
Ga naar margenoot‡Om dat ghy ons door Christus hebt vercooren.
Ga naar margenoot+En als ghy dan my, Heere, maeckt ghesondt,
Ga naar margenoot+En my oprecht, en geeft dees groote dingen,
Soo sal ick Ga naar margenoot† dan vrolijck met hert en mont,
Ga naar margenoot+Gantsch danckelijck eenen Lofsanc gaen singen,
Ga naar margenoot+Wtverconden u wonder-wercken groot,
Ga naar margenoot+Reyn offerhanden altijdt voor u bringhen.
Comt doch met my Ga naar margenoot” ghy geloovige vroet
Ga naar margenoot+Helpt my den Heer, den grooten Godt hier boven
Met Ga naar margenoot‡ hert en stem, met den sin en ghemoet
Ga naar margenoot+Van gantscher en gheheeler herten loven,
Ga naar margenoot+Om al t’gen’ dat hy aen ons deedt bequaem
Ga naar margenoot+En geeft ons noch al tgen’ dat wy behoeven.
Ga naar margenoot+Kindtlijcke eer zijt ghy weerdich eersaem
Ga naar margenoot+T’ontfanghen, om al dese daedt begangbaer,
Ga naar margenoot+Wy loven ende dancken uwen Naem,
En prijsen u, O Godt, Ga naar margenoot” met groot v’langen,
Ga naar margenoot+Dat wy by u ghestadich mochten zijn,
Ga naar margenoot+En u beloften schoone daer ontfanghen,
| |
[pagina 427]
| |
Ey lieve Vaer, u lieffelijck aenschijnGa naar margenoot+
Aen te schouwen, waer mijns herten begeerenGa naar margenoot+
Dat ickt noch derven moete, is my pijn,
Salic dat Heer noch langh moeten ontberen,
En blijven in des Weerelts wildt foreest,Ga naar margenoot+
Soo wilt doch nu mijn gheloove vermeerenGa naar margenoot+
Neemt niet van my, Heer, uwen goeden Gheest,Ga naar margenoot+
Maer door hem weest altijdt by my ghestadichGa naar margenoot+
Regeert mijn leden in het minst en meest,Ga naar margenoot+
Nae uwen heyl’gen wil, O God goetdadich,Ga naar margenoot+
In u handt beveel ick mijn lief en ziel,
In mijn swackheyt weest my, O Heer, ghenadichGa naar margenoot+
|
|