Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[pagina 342]
| |
Het Clij. Liedeken.Nae de wijse: Waeckt op, waeckt op, t’is meer dan tijdt, etc.Laet ons met vreuchden een nieu Liedt
Te samen vrolijck singhen,
Van’t ghene dat ons is gheschiedt,
Ga naar margenoot*Want het zijn groote dinghen.
Een tongh dat niet uytspreken mocht
Dat ons is wedervaren,
Gods goetheyt heeft het by ghebrocht,
Ga naar margenoot† Wy moghent wel verclaren.
Ydel Ga naar margenoot‡ was ons leven ghelijck
Ga naar margenoot+In boosheyt bovebn maten:
Maer Godes Soon van Hemelrijck
‘Is ons comen te baten.
Ga naar margenoot+Siet den tijdt der onwetenheyt
Heeft hy oversien goedich
Ga naar margenoot+Met ons, en ons een tijdt bereyt,
Ga naar margenoot+En ons beroepen spoedich.
Ga naar margenoot+Binnen het nieu Ierusalem,
Om daer eeuwich te woonen,
Wy moeten ons houden by hem,
Ga naar margenoot+Het leven niet verschoonen.
Ga naar margenoot+Eens hebben wy’t leven versaeckt,
Ga naar margenoot+En ons hem overghegheven,
En een verbondt met hem ghemaeckt,
Eeuwich met hem te leven.
Tot gheener tijdt en breeckt den bondt,
Ga naar margenoot+Maer blijft altijdt ghetrouwe,
Bewijst uyt uwes herten grondt
Ga naar margenoot+Dat ghy zijt sijn huysvrouwe.
Lust en begeerte in sijn huys
Ga naar margenoot+Hebt doch altijdt te comen,
Ga naar margenoot+Het is beteeckent met het Cruys,
Dat moet zijn opghenomen.
Ga naar margenoot+Al u verlanghen nu doch stelt
Ga naar margenoot+In de Hemelsche goeden,
| |
[pagina 343]
| |
Met den Aerdtschen u niet en quelt,
Naer d’eeuwighe wilt spoeden.
Maeckt in den Hemel eenen schatGa naar margenoot+
Die eeuwichlijck mach dueren,
Op dat ghy meucht ghebruycken dat,Ga naar margenoot+
In Ierusalems muerenGa naar margenoot+
Men mach de Croone niet ontfaenGa naar margenoot+
Men moet eerst trou volheerden,Ga naar margenoot+
En Iesum Christum hanghen aen
Soo langhe men leeft op eerdenGa naar margenoot+
Een goet begin met vrijen moet,
Dat is een goet behaghen,
Maer het eynde des levens goet
Dat moet den last dan draghen.
Rust u mijn liefste in den Heer,
En laet u lampen branden,Ga naar margenoot+
Verslijt u tijdt tot Godes eer
Soo comt ghy niet tot schandenGa naar margenoot+
Ter eeren Gods heylighen Naem
Heb ick dit Liedt ghesonden,
Ons liev’ Heer make u bequaem
Dat ghy trou wordt bevondenGa naar margenoot+
Seer lieflijck groet ick u hier me,
Ga naar margenoot†Wilt mijner doch ghedincken
Ick wensche u des Heeren vre,
Ga naar margenoot‡Sijn Gheest wil op u sincken.
|
|