Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Cxxxviij. Liedeken.Op de wijse: T’is heden een dach van vrolijckheyt: Dies est Letitiae.
Ga naar margenoot+Ick wenscht u veel vredens goet
Ga naar margenoot+In u oude daghen,
| |
[pagina 313]
| |
Der stadt Ierusalem voorspoetGa naar margenoot+
Nae Gods welbehaghen,
Dat Salomon regeer aldaerGa naar margenoot+
Met sijner wijsheyt openbaer
Als een Vorst vol vreden,Ga naar margenoot+
Dat de Borghers int ghetal
Vrede houden over alGa naar margenoot+
Nu naer Christi zeden.
Anders niet en zijn ghesintGa naar margenoot+
Dan sijne lijfs lidtmatenGa naar margenoot+
Dat ghy als Gods lieve kindtGa naar margenoot+
Meucht zijn inghelaten:Ga naar margenoot+
Als die woecker heeft ghedaen,Ga naar margenoot+
Met ponden van hem ontfaen,
Als een knecht des Heeren,
In sijnen ooghste seer grootGa naar margenoot+
Gheleden menighen noot
Sijn Rijck te vermeeren.
Heeft ghehouden by der handt,Ga naar margenoot+
V in groot beswaren:
Godt, die nu can doen bystandt
Sijn trouwe dienaren,
Die wil u verstrecken // dochGa naar margenoot+
Neerstich te bewercken // noch
Ierusalems mueren,Ga naar margenoot+
Datse worden opghericht,
En haer luycken sluyten dicht
Vrolijck sonder treuren.
Ga naar margenoot*Neerstich weest een cleyne tijt,
Soo sal de Heer comen,Ga naar margenoot+
Brengt den loon des seker zijtGa naar margenoot+
Met, en prijst de vromen:Ga naar margenoot+
Hoe sullen daer luchten schier
Die d’ander nu leerden hier,Ga naar margenoot+
Als de Sterren blincken.
D’een claerder als d’ander schoon,
Soo sal in des Hemels troon
Godt u claerheyt schincken.
| |
[pagina 314]
| |
Ga naar margenoot+Rijcklijck met barmherticheyt
Ga naar margenoot+Moet hy by u wesen,
Ga naar margenoot+V met verstande bereyt
Begaven tot desen,
Op dat ghy meucht sien met lust
Ga naar margenoot+Ierusalem wel gherust
Ga naar margenoot+In veel deuchden groeyen,
Ga naar margenoot+Versamen, soo dat behoort,
Met een Christelijck accoort,
En u liefde bloeyen.
Soo dat ghy voortaen u tijdt
Meucht met vreuchd’ doorbringhen,
T’aller steden waer ghy zijt
Godt danck en lof singhen,
Ga naar margenoot+T’zy met stemmen ofte mondt,
Ga naar margenoot+Spelen uyt des herten grondt,
Soo u tijdt verbeyden
Tot de Heere comt ghelijck
V te halen in sijn Rijck,
Hy wil u gheleyden.
|
|