Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Cvj. Liedeken.Nae de wijse: D’où vient ce’a, ofte, Aenhoort o Godt van Israel.Heere des Hemels staet ons by
Int ghen’ dat wy aenveerden,
Op dat wy moghen alsoo vry
Ga naar margenoot+Tot den eynde volheerden:
Ga naar margenoot+Het is de liefde die het doet,
Dat ick dit Liedt gae dichten,
Ga naar margenoot‡Ick wensch u Gods ghenade goet
Ga naar margenoot*Dat sy u wil verlichten,
En dat sy u int vroom ghemoedt
Mocht stercken ende stichten.
Iesum Christum onsen Heylandt
Ga naar margenoot+Hebt doch altijdt voor ooghen,
Die u soo lieflijck gaf de handt
Boven s’Menschen vermooghen,
Ga naar margenoot+Op dat ghy hem soudt volghen naer
Ga naar margenoot‡In sijn voetstappen treden.
Ga naar margenoot*Wilt ghy by de Enghelsche schaer
Eeuwich wowonen in vreden,
Soo moet ghy daer in gaen voorwaer,
Want dat zijn Christi reden.
Ga naar margenoot+Liefste, wilt u Hemels beroop
Doch nemmermeer vergheten,
Ga naar margenoot+Maer wilt doch eenen goeden loop
Ga naar margenoot+Loopen naer het vermeten,
En neerstelijck doch sorghe draecht
Ga naar margenoot+Voor dat ghy moet bewaren,
In u ghemoedt weest niet vertsaecht,
Laet u doch niet beswaren,
| |
[pagina 237]
| |
Op dat ghy niet en wordt gheplaecht
Ga naar margenoot‡Met den quaden dienaren.
Laet Ga naar margenoot† u dat wesen Christi fijn
Allertijdt onderwijsen,
Ga naar margenoot*Op dat ghy meucht ootmoedich zijn,
Ga naar margenoot†En niet in hooghmoet rijsen,
Ga naar margenoot‡Hy heeft alleen den wil ghedaen
Van sijnen lieven Vader
Wy moeten op de smalle baen
Wandelen allegader,Ga naar margenoot*
Ick hop’ ghy sult het wel verstaen,
De Heer zy u beraden.
In Christus rechte ouderdomGa naar margenoot+
Wilt doch verjubileren,
Hy blijft soo tot den eynde vroom,Ga naar margenoot+
Wilt soo perfevereren,
Want iny begin en is de Croon
Des Levens niet gheleghen,
Ga naar margenoot*Maer wie verwint, verstaet den toon,
Salse hebben vercreghen,
Ga naar margenoot†Den avondt gheeft den vollen loon,
Och daer toe weest gheneghen,
Ghedencken Ga naar margenoot* wilt doch aldermeest,
Want ghy waert hier te vooren,
Ga naar margenoot†Want ghy zijt sonder Godt gheweest
Ga naar margenoot‡Nu zijt ghyt Gods vercooren,
Ga naar margenoot*Want Godt u den heylighen Gheest
Ga naar margenoot†Ghegheven heeft seer goedich,
Ga naar margenoot‡Die u versterckt in dit Foreest
Ga naar margenoot”Met crachten overvloedich,
Ga naar margenoot*Te strijden teghen t’quade Beest,
Helpot hy u even spoedich.
Ga naar margenoot†Op s’Heeren toecomste subijt
Ga naar margenoot‡Wilt doch alletijdt waken:
Ga naar margenoot*Als die nu in den daghe zijt,
Ga naar margenoot†Want hy comt snel ter wraken,
Ga naar margenoot‡Wee haer die in de duysternis
Zijn dan tot dier stonden,
| |
[pagina 238]
| |
Ga naar margenoot*Als haren tijdt verloopen is,
En worden quaet bevonden,
Ga naar margenoot†T’wordt ondersocht, des zijt ghewis,
Want Godt cant al doorgronden.
Neemt Ga naar margenoot* waer den tijt, hy valt hier cleyn,
En sal niet langhe dueren,
Wie hem versuymt, dat is certeyn,
Ga naar margenoot†Moet dat eeuwich besueren,
Ga naar margenoot‡Als comt des Heeren grooten dach
Moet hy gaen in het lijden,
Ga naar margenoot+Daer hy niet uyt comen en mach,
Noch hem eens mach verblijden:
Sijn pijne duert sonder verdrach,
De blijdschap moet hy mijden.
T’ghene dat daer eeuwich sal zijn,
Dat moet men hier bedencken.
Ga naar margenoot*Wel haer die van den nieuwen wijn
Met Christo sullen drincken,
Ga naar margenoot+Hier boven in sijne Vaders Rijck,
Ga naar margenoot+En aen de Tafel eten,
Ga naar margenoot‡Den Enghelen worden ghelijck,
Ga naar margenoot*O wie cant afghemeten:
Maer wee die in der Hellen dijck
Ga naar margenoot+Dan sullen zijn ghesmeten.
Paulus leert ons een schoone leer,
Ga naar margenoot+Hy seyt: wilt doch opwaken,
En sondicht nu voortaen niet meer,
Maer wilt nae goet-doen haken,
Want sommighe en weten niet
Van Godt, t’is haer verborghen,
Daerom sy voor het groot verdriet
Haer leven niet besorghen:
T’gheldt haer ghelijck wat hier gheschiet
Den avondt oft den morghen.
Ga naar margenoot+Dochter goet van Ierusalem,
Een Princesse verheven,
Ga naar margenoot†Hebt lust in ws Bruydegoms stem,
Denckt ghy sult met hem leven,
| |
[pagina 239]
| |
Ghy zijt beroepen in sijn huysGa naar margenoot+
Om daer eeuwich te woonen,
Blijft ghyh ghetrou sonder confuysGa naar margenoot+
Soo sal hy u dan toonen:
Volherdt ghy soo onder het CruysGa naar margenoot+
Soo sal hy u daer croonenGa naar margenoot+
|
|