Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen ander. Het lxij. Liedekens.op de wijse van den 3. Psalm: Hoe veel is des volcx Heer.
Ga naar margenoot+Een dinck becommert my,
Ga naar margenoot+Dat nu in desen ty
Ga naar margenoot+Gods kinders niet en mercken
Ga naar margenoot†Des vyandts listicheyt,
Ga naar margenoot‡Waer deur hy nu verleyt,
En sijn Rijck gaet versterckien
T’is een seer quaet fenijn,
Ga naar margenoot+Eyghen gherecht te zijn,
T’heeft menighen bedorven,
Het maeckt den Mensche stout,
Dat hy te vele hout
Van dat hy heeft verworven.
Recht gheeft my doch bescheyt
Ghy die hier in arbeyt, ic wil my laten leeren
Waer in dat doch bestaet
Des Menschen toeverlaet,
Ga naar margenoot+Nae den eyssche des Heeren:
En waer met dat hy mach
Bestaen op dennen dach,
Ga naar margenoot+Als de Heere te vooren
Sal roepen met gheschal,
Ga naar margenoot+Comt hier mijn lief ghetal,
Ghy zijt mijn uytvercooren.
Ga naar margenoot+Als men Godt kent te recht,
| |
[pagina 135]
| |
En leert hem vreesen slecht,Ga naar margenoot+
En daer door t’boos gaet laten:Ga naar margenoot+
Staet af van zonden quaet,Ga naar margenoot+
Bewijst berouw met daet,Ga naar margenoot+
En can t’gheloove vaten,Ga naar margenoot+
Dat Christus Godes SoonGa naar margenoot+
Is comen uyt den Throon,Ga naar margenoot+
En is voor hem ghestorven,Ga naar margenoot+
Verweckt ten Hemel claer,Ga naar margenoot+
Ghevaren openbaer,Ga naar margenoot+
En heeft hem vred’ verworvenGa naar margenoot+
Soo hy dan vastlijck hoopt,Ga naar margenoot+
En daer naer wordt ghedooptGa naar margenoot+
In Christus Naem ghepresen,Ga naar margenoot+
Ontfanght den heylighen GheestGa naar margenoot+
Met sijnen crachten meest,Ga naar margenoot+
Mach dit oock Gods kindt wesen?Ga naar margenoot+
En die dees Weerelt naeckt,Ga naar margenoot+
Met Christo gheern versaeckt,Ga naar margenoot+
Haer lusten en begheeren,
En die als Godes kintGa naar margenoot+
Boven all’ dinck bemint
Godt den Heer der heerenGa naar margenoot+
Matelijck en beleeftGa naar margenoot+
Ga naar margenoot‡Den Naesten hy lief heeft
Als hem selve int ramen,Ga naar margenoot+
En ghebruyckt oock daer by,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot*Ghemeene liefde vry
Met Christelijcken betamen,
Ga naar margenoot†Hy ghebruyckt principael
Des Heeren Avondtmael
Om sijn doot te bedincken,Ga naar margenoot+
Sijn liefde machtich groot,Ga naar margenoot+
Om dat hy sijn bloet rootGa naar margenoot+
Voor hem eerst dede schinckenGa naar margenoot+
Vrienden wie dan soo blijftGa naar margenoot+
In Christo inghelijft,Ga naar margenoot+
Zijn die niet s’lichaems leden?Ga naar margenoot+
| |
[pagina 136]
| |
En sullen dese niet
Ga naar margenoot+Hope hebben bespiet
Ga naar margenoot+Tot den leven in vreden?
Ga naar margenoot+En die ghebruycken dan
Den Christelijcken Ban,
Ga naar margenoot+ Datse dennen verconden
Ga naar margenoot+ Die boosheyt heeft ghedaen?
Ga naar margenoot+ Dat hy een knecht is saen
Ga naar margenoot+ Des Satans, doot sijn zonden.
Ga naar margenoot+ Schricken hem alsoo lijs,
Ga naar margenoot+Opdat hy doet bewijs,
Ga naar margenoot+En verghevingh’ mach vinden,
Ga naar margenoot+En ghebruycken daer toe
Alle middelen soe,
Als Gods Soon den beminden
Te vooren aen ons de,
Ga naar margenoot+Volghens soo Christus ze
Mach dit Bannen en mijden
Niet wel bestaen met cracht
Och ten dient niet veracht
In dese laetste tijden.
Ick gheloof reyn en puer,
Dat soo eyscht de Schriftuer,
Hoe mach het dan nu comen,
Dat die nu heeten sijn
Recht gheloovich te zijn,
Soo hebben voorghenomen
Te segghen stout en pleyn,
Ga naar margenoot+Wy zijnt, en anders gheyn.
Nerghens en wordt bevonden.
Salicheyt in dees tijdt,
Dan die d’onse belijdt,
En staet in onse gronden.
En hebben naer’t verloop,
Anders gheenen beroop
Als d’ander haers ghelijcken,
Maer goetdincken en grondt
Waer van men niet den vondt
| |
[pagina 137]
| |
Noch claerlijck can doen blijcken
Int nieuwe Testament,
Och vrienden dit bekent
Dat daerom comt t’verstooren,
Verschooren, met verdriet,
Soo men daghelijcx siet,
gantsch jammerlijck’ om hooren.
Lieve, t’is van den HeerGa naar margenoot+
Dat dit vyer brandt soo seer,
T’comt door het hoogh beroemenGa naar margenoot+
T’wellick den Heer mishaeght,
Daerom dat hy nu plaeght:
Wilt ghy sijn straf ontcomen,
Soo valt den Heer te voet,Ga naar margenoot+
Laet Christum Iesum soet
Met sijnen Gheest regieren,
Neemt malcanderen aen,
Soo hy is voorghegaen,
Bewijst u goedertieren.
Iae draeght elckanders last,
En houdt de liefde vast,Ga naar margenoot+
Soo Christus heeft gheboden, Ga naar margenoot+
T’is de gantsche doofstom,Ga naar margenoot+
Siet daert nae neerstich om,
Ghy comt uyt allen nooden,
En wy sullen verheucht
Op s’Heeren Bergh met vreuchtGa naar margenoot+
In vrede t’samen leven,
En worden dan bekentGa naar margenoot+
Voor Christus Ionghers jent,
Hier nae wilt vyerich streven.
Soo sullen wy dan voort
Leven in goet accoort,
Als eene Lichaems lidtmaten,Ga naar margenoot+
En met een goet verstandt
Ons nemen by der handt,Ga naar margenoot+
En allen twist Ga naar margenoot‡ verlaten:
En Godt sal deur sijn gonstGa naar margenoot+
| |
[pagina 138]
| |
Ga naar margenoot+Sijns heylighen Gheestes const
Ga naar margenoot+Op ons seynden van boven,
En wy sullen verblijt
Dan singhen met jolijt,
Godt dancken ende loven.
|
|