Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen ander,op de wijse: Tot u, O mijn Heer, mach ick wel droevich claghen.Alderliefste mijn, zijnde jonck van Iaren,
Ga naar margenoot+Wilt het herte dijn, in reynicheyt bewaren,
Ga naar margenoot+Als een Gods kindt, zijnde nieu ghebaert,
Dit doch bemint, uyt reyner aert.
Nae het ghene staet, dat eeuwlijck sal dueren,
Ga naar margenoot+D’aerdtsche al vergaet, hoe schoon het staet in slueren,
Ga naar margenoot+Ghelijck een bloem, opt veldt vergaet subijt
Ga naar margenoot+Dus houdt u vroom, in uwe tijt.
Ga naar margenoot+Kinderlijcke deucht ws Vaders wilt bewijsen,
Ga naar margenoot+Dat ghy ingaen meucht, int eeuwich verjolijsen
Als d’ander gaen, wech in der hellen pijn,
Dat ghy dan saen, meucht salich zijn.
Ga naar margenoot+Eenen goeden loop, wilt met u voeten loopen,
Schout den grooten hoop, die’t dier sullen becoopen,
De cleyne vreucht, die sy hebben alhier,
Ga naar margenoot+Wt haer gheneucht, int helsche vyer.
Ga naar margenoot+Prijst doch nu den Heer, in alle uwen wercken
| |
[pagina 45]
| |
Voeght u nae sijn leer, wilt op sijn woorden mercken,Ga naar margenoot+
Den Coninck schoon, dient als een wijse maeght,Ga naar margenoot+
Dat ghy de Croon, hier naemaels draeghtGa naar margenoot+
En gheeft nemmermeer, u ledekens besevenGa naar margenoot+
Tegens sijn eer, die u de Ga naar margenoot* Croon wil gheven
Sijn ooghen sien, op al dat hier gheschiet,Ga naar margenoot+
Men moet mijen, dat hy verbiet.
Treedt in Christus padt, soo hy is voorgheganghen,Ga naar margenoot+
Nae die schoone Stadt, hebt altijdt u verlanghen,Ga naar margenoot+
Van u jonckheyt, tot dat ghy sterven sult,
V tijdt verbeyt, soo met ghedultGa naar margenoot+
En de Coninck groot, Ga naar margenoot* sorght dan voor u met namen,
Wat u is van noot, gheeft hy u al te samen,Ga naar margenoot+
Soeckt doch sijn Rijck, voor al int Aerdtsche dal,Ga naar margenoot+
D’ander ghelijck, hy gheven sal.
Reyn en onbevleckt, dient Godt uyt al u crachten,Ga naar margenoot+
In sijn Wet perfect, hebt altijdt u ghedachten,Ga naar margenoot+
Cleyn teere spruyt, moet wassen onbeswaert,Ga naar margenoot+
Tot Godes bruyt, seer hoogh vermaertGa naar margenoot+
Zijt nu onsen Godt, bevolen te behoeden,Ga naar margenoot+
Het nieuwe Ghebodt, te houden wilt u spoeden,Ga naar margenoot+
Weest ghehoorsaem, den Ouders wat ghy doet,Ga naar margenoot+
Gheheel bequaem, met vryen moet.
|
|