Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij[Als ick lach in mijn ghedachten]Op de wijse: Van Hendrick Verstralen, t’swinters Somers even groen.Als ick lach in mijn ghedachten,
En verheught in mijn ghemoet,
Wiste dat ghy soudt verwachten
Van my een lieflijcke groet,
Soo heb ick niet connen laten
V dit Liedt te dichten saen,
Dat ghy’t soudt in goeder maten
Neerstich overlegghen gaen.
Voor een vriendelijcke groete
Wensche ick u Godes vre,Ga naar margenoot+
Dat ghy meucht als een devote,
Neerstich zijn naer d’oude ze,
Doe ghy uyt Babel zijt comen,
En die waerheyt hebt bekent,
Voor Gods kindt zijt opghenomen
Int Hemelsche regimentGa naar margenoot+
Cloeck weest doch in u beroopen,Ga naar margenoot+
En bewijst u neerstelijck,Ga naar margenoot+
Om die vaen te recht te loopenGa naar margenoot+
Tot ghy comt int Hemelrijck,Ga naar margenoot+
Wilt tot gheenter zijden wijcken,
Om t’ghen’ dat hier voor u staet,
Want het sal t’samen verblijcken,
Iae soo als die roock vergaetGa naar margenoot+
Kennen wilt u selven leeren,Ga naar margenoot+
Dat een Mensch weynich vermach,Ga naar margenoot+
Daerom bidt den Heer der heeren,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 34]
| |
Claeght hem u noodt nach en dach,
Dat hy u te hulpen come
In u swackheyt aldermeest,
En u gheef tot uwer vrome
Sijnen goeden heylighen Geest.
Aen hem en wilt niet vertsaghen,
Ga naar margenoot+Maer u hope in hem stelt,
Deur hem cont ghy’t al verdraghen,
Waer med’ dat ghy wordt ghequelt,
Ga naar margenoot+Dit Kelner wilt doch bewaren,
En het Ga naar margenoot* Pansier hier by,
Recht te doen sonder beswaren,
Soo sult ghy dan wesen vry.
Ga naar margenoot+En wilt oock doch niet vergheten
Te behouden vast het Schildt
Van’t Gheloove, soo wy weten,
In Christo den Heere mildt,
Ga naar margenoot+Die ons maeckt gherecht van zonden,
Ga naar margenoot+Neemt den vyandt sijn gheweldt,
Wordt hier in heel vast bevonden,
Ga naar margenoot+Hoe de vyandt tiert of scheldt.
Ga naar margenoot+Liefde is den bandt vol trouwen
Ga naar margenoot+Die een Christen hebben moet
Om t’gheweer by een te houwen,
Ga naar margenoot+Daer naer volght het zweerdt Gods goet:
Dat neemt stadich in u handen,
T’is des Heeren weerde woort,
Die en comen niet tot schanden
Ga naar margenoot+Die’t volbrenghen soo’t behoort.
Ga naar margenoot+Eenen goeden loop wilt loopenAen u voeten wel gherust,
Ga naar margenoot+Dewijl’ dat de deur staet open,
Ga naar margenoot+Eer het licht werdt uytgheblust,
Ga naar margenoot+Dat ghy met den dwasen Maeghden
Ga naar margenoot+Niet en soudt comen te spa,
Ten holp haer met wat sy claeghden,
Sy ontfinghen gheen ghena.
Finis, is ghemeen het ende,
| |
[pagina 35]
| |
Eer dat ik dat nu besluyt,
Soo groet ick als d’onbekende
V lief, en u lieve spruyt,
Godt de Heere wil haer gheven
Sijn ghenad’ tot aller stontGa naar margenoot+
Op dat sy moghen beleven
Dat haer van my wordt ghegont.
Zijt den Heer van ons bevolen,
Bidt voor ons, dats mijn begheer,Ga naar margenoot+
Dat wy moghen onverholen
Neerstich zijn in Christi leer
En die soo moghen verbreyden
Met woorden en wercken fijn,
En ons te samen bereyden
Te comen voor Gods aenschijn.
|
|