der, voor elkander, en door elkander; ik zeer bijzonder door Uwe liefde. Vergeef mij broederlijk ieder oogenblik van smart, dat mijne ligtgevoeligheid of wat verkeerdheid het ook zij, U in den loop dezes jaars veroorzaakt hebbe. - Uwe vriendschap bleef zich gelijk. De mijne, mag ik zeggen, was en blijft bezield door dezelfde innerlijke zucht. - En nu, beste broeder! De toekomst van ons leven, onze dierbaarste panden, beroep, arbeid, Vaderland en Oranje - is in de handen van Hem, dien gegeven is alle macht in hemel en op aarde, en die ze weldra zelf aanvaarden zal. - Hij make ons vast in Hem, los van alles buiten Hem, afhankelijk in geheel ons bestaan, getrouw in de ure, dankbaar onder de reddende en staande houdende zegen Zijner hand. Uwe lieve vrouw omhelzen wij in het hart broederlijk en zusterlijk. Uwen Gerrit en zijn broeders en zuster leggen wij met ons viertal aan de voeten des Ontfermers, wiens naam getrouw is, neder. - God zij U genadig, dierbaar kroost!
Uw briefje was mij nog recht welkom. Ik geloof met U dat de verborgen gemeenschap voor den kring der vrienden de wezenlijkste zal zijn, in dit oogenblik. - Het is meer uit een zeker gevoel, dan op stellige wetenschap, dat ik zoo sprak. - Gij stemdet met mij, en verkwikte ons nog door eene goede toespraak. In de Maatschappij moet niet alleen de zegen, maar ook dat zoo tedere eergevoel in handen van Uwen God blijven. Liet Hij zich ooit ook aldaar onbetuigd? - Stormen intusschen zijn van alle kant te vreezen.’