De Clercq en de afscheiding.
De Clercq 12.4.1835
‘Ik ben nog geheel een, met de gevoelens waarop wij meenden de Scheiding te moeten tegenspreken, maar de ontwikkeling sedert dien tijd, heeft dit gevolg bij mij gehad dat ik meer begrijp in deze zake te moeten zien en afwachten wat de Heere doet, want ook uit middelen, in het begin met onzuiverheden gemengd, kan Hij zegen verwekken, en ik geloof dat de zaak meer consistentie zal verkrijgen als wij eerst vermoedden. Ik zie in deze zaak Bekeering, Deelneming der Vromen en Vervolging. Alle drie deze zaken zijn niet genoeg om mij te overtuigen dat de weg daarom goed moet zijn, maar toch genoegzaam om mij staande te houden en te doen bidden: Heere bewaar mij, dat ik niet in eeniger mate bevonden worde tegen U te strijden. - Gij zult misschien dit inconsequent van mij vinden, doch wenschen wij door den Heer geregeerd te worden dan zal ook dikwijls ons gevoelen moeten verschillen. Ik schrijf U dus alles wat ik deswegen in mijn hart vinde. Breng gij het ook voor den Heere, opdat wij ook in deze zake mogen komen tot die Vrede der zielen, zonder dewelke al ons streven maar onrust geeft.’