Herlezing van de correspondentie.
27.2.1832
‘Ik heb de correspondentie begonnen te doorbladeren volgens Uwen index. - Wat herinneringen vol aandoening van meer dan één aart. Die lectuur was mij in vele opzichten beschamend, en bracht mij met levendigheid voor oogen mijne diepe ellende in mij zelven, en de menigvuldige goedertierenheden Gods in den loop dezer voorbijgesnelde jaren. Ik vond eene kennelijke vordering ten goede zedert 1825, doch wederom eene bedroevende gewaarwording van wege latere verachtering in het geestelijk leven en opgewektheid.’