Het werken van den Satan.
21.4.1825
‘Het is juist dan, wanneer ons hart in een zekere rust is, dat wij opwekking tot zelfbeproeving van nooden hebben. Het is juist, wanneer wij in een zeker gevoel van dankbaarheid jegens God wegens de weldaden zijner Voorzienigheid leven, dat wij het meeste gevaar loopen van een zekere onverschilligheid omtrent de Genade, die in Christus Jezus is, namelijk de vergeving der zonden en de vernieuwing onzes gemoeds. Het is juist, wanneer wij ons hart van een Godvruchtige plicht gekweten hebben, wanneer wij Hem ter eere onze zwakheden of driften eens hebben mogen overwinnen, dat wij het meeste geneigd zijn op het zachte oorkussen der eigen gerechtigheid en van een zekere transactie met God in te sluimeren.... Ik dank God dat Gij mij schrijft den vijand thands meer inwendig te gevoelen. Zoo lang hij U nog in het uitwendige scheen te kwellen, was het niets: maar nu ontrust hij U van binnen door ongeloof, door zwakheid, door bedruktheid somwijlen van ziel en van lichaam. Waarom doet hij dat? Omdat hij Christus in U werkende ziet door Zijnen Geest. De Satan is verloren, wanneer hij slechts ontdekt is. Houd hem slechts in het oog! en dan! gedenk des woords van den Gezegenden Zaligmaker: ‘Heb ik den Satan niet zien vallen als een bliksem uit den hemel?’ De wereld is overwonnen, de helmachten zijn ontwapend, de oude mensch is gekruisigd door het kruis van Christus, onzen Heer voor