De noodhoorn(1916)–René de Clercq– Auteursrecht onbekendVaderlandsche liederen Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Boden Aan C. Gerretson. Mijn liederen zijn in 't gejoel des winds een scheurende wolk van trekkende vogelen. Zij willen hier, zij willen ginds, slaan ruischend hun sterke vlogelen. Mijn liederen tuimlen, in forsche vaart, de zon in 't gezicht, de hemelen open, alover Brabant Vlaanderenwaart, met een stroom van leven en hopen. Als de wind scherp waait en de zon klaar schijnt en er ruischt een geweld in de noordluchtstreken, mijn liederen, Vlaanderen, mijn liederen zijn 't, 't is uw Lente die door komt breken. Vorige Volgende