Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] Zomergod. Het dorp, het veld, de vruchten, Bezield, bezonnestraald, Op landen en op luchten De zomer zegepraalt! IJlt tegen, blijde scharen, Den goudgelokten vorst, Met bloemen in uw haren, Met bloemen op uw borst. IJlt tegen, Hem tegen, Met zang en groet, Die weelde brengt en zegen En liefde in 't jong gemoed. Plant meien op zijn wegen, Werpt kransen vóór zijn voet - O zomergod, gegroet! [pagina 231] [p. 231] Hoe bruist door pols en ader Een jeugdig-blij gevoel! Twee harten slaan te gader, En 't leven krijgt een doel. IJlt tegen, stralende ouders, Den goudgelokten vorst, Met kindren op de schouders, Met kindren aan de borst. IJlt tegen, Hem tegen, Met zang en groet, Die weelde brengt en zegen En kracht in 't jong gemoed. Plant meien op zijn wegen; Werpt kransen vóór zijn voet - O Zomergod, gegroet! Vorige Volgende