Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 190] [p. 190] Op het stuk. Dzing-rusch..,. De zonne bijt. Dzing-rusch.... De pikke snijdt. Het koren gaat over, de snede gaat over. De kelen zijn heescher en de ooren zijn doover. Dzing-rusch.,.. Alhier, alhier! Dzing-rusch.... Een zeupe bier! De boer is een belover! Dzing-rusch.... Mijn pikke schaardt. Dzing-rusch.... Mijn vinger blaart. We druipen van 't zweet en de zonne steekt felder. We beulen ons dood om wat pap en een pelder. Dzing-rusch.... Alhier, alhier! Dzing-rusch.... Een zeupe bier! 't Is koelder in den kelder! Dzing-rusch... 't Is in akkoord. Dzing-rusch.... Gevierig voort. En neerstig maar, zonder te morren of mikken. Gebogen, eenbarelijk pikken is pikken! Dzing-rusch.... Alhier, alhier! Dzing-rusch.... Een zeupe bier Of anders wij verstikken. [pagina 191] [p. 191] Dzing-rusch.... Het wordt zoo laf! Dzing-rusch.... Die hoek moet af! Dan dansen en draaien de tierende koppels, Een hoepsaderiere op de stekende stoppels. Dzing-rusch.... Alhier, alhier! Dzing-rusch.... Een zeupe bier! En 't avond elk twee droppels. Vorige Volgende