Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Mijn bleuzerke. Mijn bleuzerke, mijn kriekske, Daar lig-je al uitgestrekt; Gezond gelijk een bliekske, En dicht gedekt. Weet, kindjes die goed slapen Zijn later flinke knapen. Douw, douw. Kijk, kijk, zijn vuistjes ballen, Zoo koddig alle bei! Kijk, och, de steken vallen Van mijnen brei. Maar 't kindje moet eerst slapen Eer ik die op kan rapen. Douw, douw. Geen vliegske mag er zoeven, Geen bloemken opengaan. Wil moederke nog toeven, 't Moet stille staan. Uit kinderkens die slapen Zijn de engelkens geschapen. Douw, douw. Vorige Volgende