Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. IV] [p. t.o. IV] [Land] [pagina 1] [p. 1] Morgenstilte. Al stil... Alleen de schaduwen verschuiven. Het nieuwe blad ontvouwt zich, vezel-teêr, En monkelt in het warme licht, wanneer De windekens met zonnewaaiers wuiven. Op breede vleugels domplen witte duiven Vlug-blinkend achter 't pannendakje neer, En 't wordt een wereld, weemlend weg en weer Van gouden diertjes die de lucht doorstuiven. Al stil... Het lichte leven zelf is kalm; En weeldrig zwelt, gelijk een wierookwalm, Het zoet gevoel dat mijne ziel omvademt. Al stil... Doch 't praamt me een zonderlinge lust Om hoog te juichen in die heilge rust, Waar mijne borst zoo storensbang in ademt. Vorige Volgende