| |
Verantwoording van de digitale uitgave van het Huishoudelyk woordboek door Noël Chomel (1743)
Nicoline van der Sijs
Bron
De uitgave betreft de digitale versie van het volgende werk:
Huishoudelyk woordboek, vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden […], door M. Noel Chomel, Priester en Pastoor der Parochie van St. Vincent te Lyon. In ’t Nederduits vertaald, in orde geschikt, en vermeerderd met nuttige Artikelen, door de Heeren JAN LODEWYK SCHUER, Uitgever van ’t Groot Algemeen Woordboek, A. H. WESTERHOF, V.D.M. en Rector der Latynse Scholen te GOUDA, en zeker Liefhebber, En met Kunstplaten verrykt. Leiden, Amsterdam, twee delen, 1743.
Als legger is gebruik gemaakt van het exemplaar dat berust in de Leidse universiteitsbibliotheek onder signatuur 1368 D 24-25, alwaar men zo vriendelijk is geweest de tekst voor dit project volledig te scannen; via de catalogus van de Leidse universiteitsbibliotheek kan men de scans van beide delen van het woordenboek raadplegen.
Bij leesproblemen en beschadigingen is een exemplaar in particulier bezit geraadpleegd. Verschil in zetsel tussen deze exemplaren door correctie op de pers is hierbij niet vastgesteld; wel zijn er verschillen in de plaats waar de platen zijn ingebonden en bovendien ontbreken in sommige uitgaven aan het einde enkele pagina’s (zie de inhoudsopgave hieronder).
| |
Achtergrondinformatie over het Huishoudelyk woordboek van Chomel
De Franse landbouwkundige Noël Chomel (1633-1712) was pastoor van de parochie Saint-Vincent in Lyon, waar hij eerst een opvanghuis voor zieke bedienden en later een tehuis voor bejaarde geestelijken oprichtte. Hij was verantwoordelijk voor het beheer van de landgoederen, en deed aldus de kennis op die het hem mogelijk maakte om in 1709 een uitgebreide encyclopedie te publiceren onder de titel Dictionnaire œconomique, contenant divers moyens d’augmenter son bien, et de conserver sa santé. Waarschijnlijk heeft hij hieraan jarenlang gewerkt, want hij was al 76 toen de publicatie het licht zag. In 1712 schreef hij een aanhangsel, waarvan slechts een gering aantal exemplaren werd gedrukt. Er bleek grote behoefte aan een dergelijk werk te zijn en daarom verschenen tussen 1718 en 1777 postuum diverse vermeerderde drukken, waarvan de editie van 1767 in drie delen de uitgebreidste was. Het woordenboek werd bovendien vertaald in het Duits, Engels en Nederlands.
De eerste - thans gedigitaliseerde - Nederlandse editie van de inmiddels vermaarde encyclopedie verscheen in 1743. De vertaling en bewerking werd verzorgd door “de heeren Jan Lodewyk Schuer, A.H. Westerhof, en zeker liefhebber.” Beide vertalers hadden ruime lexicografische ervaring: Jan Lodewyk Schuer had eerder, samen met D. van Hoogstraten en M. Brouerius van Nidek, meegewerkt aan het eerste complete Nederlandstalige biografische woordenboek, het Groot algemeen historisch, geographisch, genealogisch en oordeelkundig woordenboek, waarvan de zeven delen verschenen waren tussen 1725 en 1733. Arn. Henrik Westerhovius had in 1734 het Algemeen kunstwoordenboek der wetenschappen gepubliceerd, een vertaling van een Duits werk van Johannes Hubner. Westerhovius of Westerhof(f) was rector van de Latijnse school in Gouda. Volgens het voorwoord overleed hij tijdens de vertaling van het woordenboek van Chomel en werd zijn werk overgenomen door ‘zeker Liefhebber’ - wie daarmee is bedoeld, is onbekend.
De Nederlandse vertaling bevatte 80 platen, waaronder enkele speciaal gemaakt voor de Nederlandse editie. De platen bevatten allerlei nuttige informatie, bijvoorbeeld over hoe men vogels, vissen en zoogdieren als konijnen, hazen, wolven en vossen kan vangen. Het woordenboek zelf geeft overvloedige informatie over een zeer groot aantal praktische huishoudelijke zaken zoals over het verzorgen van vee, het houden van bijen, het stekken van bomen. Er worden veel recepten gegeven en een belangrijk deel van het werk gaat over de vraag hoe men gezond kan blijven of worden - waarbij we vurig moeten hopen dat de toenmalige lezers de opgegeven huismiddeltjes niet al te serieus hebben genomen.
De Nederlandse vertaling van het woordenboek van Chomel was zeer in trek. Tussen 1768 en 1777 verscheen een vermeerderde editie van zeven delen, van de hand van J.A. de Chalmot, onder de titel Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konst- woordenboek. In 1778 verscheen de complete zevendelige vermeerderde druk, die in hetzelfde jaar positief werd besproken in het tijdschrift Vaderlandsche letteroefeningen: “Genoeg zy het, by ’t slot van dit Werk, nog te zeggen, ’t geen veelen by ondervinding gereedlyk erkennen, dat dit Woordenboek, met regt, het nuttigste van die soort genoemd mag worden; en dat men ’er, zo ten aanzien van het Huishoudelyke, als ten opzigte van allerleie Kunsten en Weetenschappen, vooral met betrekking tot de Natuurkunde, Natuurlyke Historie en Geneeskunde, een zeer voordeelig en leerzaam gebruik van kan maaken.”
De tweede editie bevatte maar liefst 9000 pagina's en 73 platen meer dan de eerste, en kreeg dan ook de bijnaam de Grote Chomel. Daarmee was de energie van Chalmot nog niet uitgeput, want tussen 1786 en 1793 werkte hij nog door aan het Vervolg op M. Noel Chomel, Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konst- woordenboek, totdat het werk zelfs was uitgegroeid tot negen delen. Voor de minvermogenden verscheen tussen 1800 en 1803 een verkorte editie van vier delen. Jacques Alexandre de Chalmot was, zoals de naam al doet vermoeden, van Franse oorsprong, maar hij werd geboren in Leeuwarden in 1734 en overleed in Kamperveen in 1801. In 1758 vestigde hij zich in Leeuwarden als boekhandelaar en drukker en hij gaf verschillende werken uit, behalve de bewerking van Chomel; de bekendste zijn het Woordenboek der Nederlanden, bevattende Levensbeschrijvingen van voorname Staatsmannen, Krygshelden, Geleerden etc. (1797-1800), bestaande uit acht delen en toch slechts lopend tot Drebbel (hier stopte de publicatie vanwege het overlijden van Chalmot) . Onder het pseudoniem Catharina Zierikhoven publiceerde Chalmot het Volkoomen Nederlandsch kookkundig woordenboek voorgesteld in de Friesche keukenmeid en verstandige huishoudster, Leeuwarden, 1772. Dit kookboek is gebaseerd op de recepten die zijn opgenomen in het Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konst- woordenboek van Chomel en Chalmot. Kennelijk dacht Chalmot dat een vrouwelijke auteursnaam meer gezag gaf aan een kookboek dan een mannelijke, en hij had daarin gelijk, want het boek is tot in de 19e eeuw enkele malen herdrukt.
De Nederlandse uitgave van het woordenboek van Chomel werd ook in Japan gelezen: de Japanners kwamen in deze periode via de Nederlandse handelspost op het eiland Deshima in contact met de West-Europese wetenschap. Tussen 1811 en 1845 werden gedeelten van de Nederlandse editie van de grote Chomel in het Japans vertaald onder de titel Kosei Shimpen (‘Nieuwe boeken voor het algemeen belang’).
| |
Inhoudsopgave van het Huishoudelyk woordboek van Chomel
De twee delen bevatten tesamen 1496 genummerd pagina’s en enkele ongenummerde pagina's aan het begin en het einde van de delen. Het woordenboek bevat, zo weten we nu het is gedigitaliseerd, ongeveer 1,3 miljoen woorden. Interessant is dat in het eerste deel 247 keer het voegwoord ende in de tekst voorkomt, wat in de 18e eeuw allang als verouderd gold en in het dagelijkse spraakgebruik was vervangen door en. In het tweede deel komt ende nog maar 30 keer voor.
Inhoud:
Bericht aan de lezers |
Huishoudelyk woordboek. Eerste deel [A – M] |
Huishoudelyk woordboek. Tweede deel [N – Z] |
Aanhangsel van overgeslagen artikelen |
Drukfeilen |
Verbeteringen en byvoegzels |
In het exemplaar in de Leidse universiteitsbibliotheek dat is gescand, ontbreken de Verbeteringen en byvoegzels. Deze pagina's zijn overgenomen uit het exemplaar in de KB Den Haag (signatuur: 535 D 4-5).
| |
Gevolgde werkwijze bij het digitaliseren
De gedigitaliseerde editie is een diplomatische weergave van de tekst, dat wil zeggen dat het origineel zo exact mogelijk is gevolgd. Druk- of zetfouten zijn niet gecorrigeerd; inconsequente spellingen zijn overgenomen. Het hoofdlettergebruik en de interpunctie van het origineel zijn in principe overgenomen, waarbij kleinkapitaal is overgenomen als kapitaal. Ook cursieve en niet-cursieve letters zijn conform het origineel overgenomen.
De ligaturen œ en æ, die vooral voorkomen in Latijnse woorden, zijn overgenomen als oe en ae. Aanhalingstekens die in het origineel voor iedere regel opnieuw worden herhaald, zijn in de digitale uitgave uitsluitend aan het begin en het einde van de geciteerde passage opgenomen. Wanneer in het origineel door middel van een accolade (bijvoorbeeld op p. 245) of liggende streepjes (p. 775-777, 782) is aangegeven dat een bepaald woord herhaald moet worden, zijn in de digitale editie de accolades of streepjes vervangen door het bedoelde woord.
| |
Typografie: pagina’s, regels en spaties
De typografische vormgeving van de oorspronkelijke teksten is in de digitale uitgave losgelaten. Custodes onder aan de pagina’s en kopregels zijn niet overgenomen, net zomin als katernnummers voor de drukker en binder. Tussen vierkante haken is aangegeven waar een nieuwe pagina in het origineel begint. Enkele paginanummers zijn gereconstrueerd: ze komen niet voor in het origineel maar zijn in de digitale editie afgeleid van voorafgaande of volgende nummers; dergelijke paginanummers worden voorafgegaan door een asterisk.
De regeleinden komen in de digitale uitgaven niet overeen met die in de oorspronkelijke tekst. Woorden die in de druk aan het einde van de regel met een streepje worden afgebroken, zijn door ons aaneengeschreven.
Het spatiegebruik rond leestekens is in de digitale versie genormaliseerd omdat het gaat om een betekenisloos typografisch verschil. In concreto betekent dit dat er na (en niet vóór) leestekens consequent een spatie is gezet, ongeacht wat er in het origineel staat. In een aantal gevallen is niet altijd eenduidig uit te maken of er sprake is van een hele, halve of geen spatie in het origineel. Bij het digitaliseren van de tekst hebben wij in de gevallen dat het niet duidelijk is of er sprake is van een (kleine) spatie, veelal gekeken naar de context: staan de bewuste woorden elders meestal aaneengeschreven of juist niet? Daarbij is voor het afgekorte lidwoord ’t altijd een spatie geplaatst, ook als die een enkele keer in het origineel vanwege ruimtegebrek ontbrak. Daarentegen is geen spatie gezet voor ’er, omdat het om een enclitische vorm gaat waarvoor in het origineel in de regel geen spatie staat, dus: maakt’er, laat’er, geeft’er.
Op pag. 115 is een tabel over beide kolommen van het boek gezet; in de digitale uitgave is de tabel in de logische volgorde overgetikt.
| |
Trefwoorden, subtrefwoorden en verwijswoorden
De tekst van het woordenboek bestaat uit een groot aantal kortere of langere encyclopedische artikelen, onderbroken door tussenkoppen. Iedere ingang is gezet in hoofdletters. Die hoofdletters zijn in de digitale editie vervangen door vette kleine letters, ook de eerste letter, behalve als het gaat om een naam. Ook woorden waarnaar wordt verwezen staan in het origineel in hoofdletters, en ook die zijn vervangen door kleine vette letters. Bijvoorbeeld:
arsenicum. Zie rottekruid. |
artemisia. Zie byvoet. |
arterie. Zie slagader. |
artisjok. Zeker eetbaar distelkruidt. Het schiet uit zyn wortelen bladeren voort, die één of anderhalf voet lang, breed en diep ingesneden zijn, van een groene aschverwige of wittagtige kleur, .... |
In het origineel staan de ingangen een beetje ingesprongen en de woorden artemisia en arterie zijn dieper ingesprongen, maar in de transcriptie zijn trefwoorden nooit ingesprongen. Wel zijn de inspringingen bij nieuwe alinea’s uit het origineel overgenomen.
Voor, maar niet na, ieder nieuwe ingang is een witregel geplaatst. Voor en na tussenkoppen is geen witregel gezet, zodat typografisch duidelijk is welke tekstinformatie bij één lemma behoort.
Sommige lemma’s in het origineel zijn zeer lang en hebben een groot aantal subkoppen. Bovendien hebben de lemma’s een nadere onderverdeling met subtrefwoorden in hoofdletters. De vormgeving van de subtrefwoorden is gelijk aan die van de trefwoorden, maar de logica en de alfabetische volgorde gebieden de subtrefwoorden te onderscheiden van de trefwoorden: zo staat er onder het lemma koorn een groot aantal subtrefwoorden die beginnen met tarwe en andere woorden die de normale alfabetische volgorde doorbreken; na alle subtrefwoorden loopt de letter K dan weer door met koornbloem. De subtrefwoorden bij koorn (en paard en andere uitgebreide lemma’s) zijn overgenomen met de opmaak uit het orgineel (vaak helemaal in kapitaal gezet), en zonder witregels ervoor, zodat ook uit de typografie duidelijk is dat het gaat om subtrefwoorden die behoren bij een ander trefwoord.
| |
Zetfouten
In deze diplomatische editie is afgezien van normalisering van de spelling of verbetering van de tekst. Een consequentie hiervan is dat ook evidente zetfouten niet zijn gecorrigeerd. Enkele voorbeelden van niet verbeterde zetfouten in trefwoorden en verwijzingen:
- de ingang baquenaudier is in het origineel ten onrechte geplaatst direct vóór baguenaudier; |
- op pag 158 wordt verwezen naar zuiker; deze ingang bestaat niet, het is suiker. |
- op pag. 273 wordt verwezen naar boomzap; deze ingang bestaat niet, het is boom-zap. |
- op pag. 1193 wordt bij verdikmiddelen verwezen naar remedien; het trefwoord is remedie. |
Idem onder verdoofmiddelen, verdunmiddelen, versterkmiddelen. |
- op pag. 1376/1377 Hoe men den Wyn kan vermeerderen is twee keer de Romeinse IV gebruikt, waarna de nummering gewoon doorloopt. |
Een zetfout die wél is gecorrigeerd, staat op pag. 127, 2de kolom, 17de regel van boven – het laatste woord van de regel luidt “onderste,” en de l die in de plaats van de komma was bedoeld, is in de regel erboven terechtgekomen. In dit geval is, om te komen tot normaal leesbare tekst, in de digitale versie het bedoelde “onderstel” opgenomen.
| |
Platen
In het boek zijn een groot aantal uitvouwbare platen tussengebonden, die zijn genummerd van 1 t/m 80. De plaats van de platen is in de digitale editie tussen vierkante haken aangegeven. Op de platen staan meestal meerdere illustraties; bij iedere illustratie is vermeld bij welke pagina en welk trefwoord uit het woordenboekdeel deze behoort; onder aan de plaat is bovendien in kleine cursieve letters de maker geplaatst. Al deze informatie is in de digitale editie overgenomen, bijvoorbeeld:
[Plaat 1. pag. 1. AAL. pag. 2. Fig. 1. pag.15. 365. Fig. 2. KARPER. F. D. Bakker fecit 1737.]
De platen zijn opgenomen in de volgorde waarin ze in de papieren uitgave in particulier bezit zijn ingebonden, omdat uit de losse scans van het Leidse exemplaar niet met zekerheid de plaats van de – ongenummerde – platen viel op te maken; die volgorde is niet helemaal conform de nummering van de platen. De volgorde, met onderstreept de afwijkingen, is:
1 t/m 7, 12, 8, 9, 10, 11, 16, 13, 14, 15, 17 t/m 43, 58, 44 t/m 57, 60 t/m 73, 75, 74, 76, 59, 77, 78, 79, 80.
| |
Vreemde tekens en symbolen
In het woordenboek komen allerlei vreemde tekens en symbolen voor, zoals de afgaande en wassende maan, de symbolen voor planeten en de symbolen voor de tekens van de dierenriem. Die symbolen zijn in de digitale editie zoveel mogelijk overgenomen door identieke of vrijwel identieke tekens. In de gevallen dat dat niet mogelijk bleek, zijn de symbolen in de digitale editie door een plaatje uit het origineel vervangen.
| |
Medewerkers aan de digitale uitgave
Het Huishoudelyk woordboek van Chomel is gedigitaliseerd door vrijwilligers die behoren tot het Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal. Dit netwerk is ontstaan nadat een groot aantal vrijwilligers zich had aangemeld als reactie op een oproep in de media in juni 2007, waarin Nicoline van der Sijs hulp vroeg bij het digitaliseren van de Statenvertaling 1637. Sindsdien zijn een tiental oude Bijbels, twee Friese bijbelvertalingen, zes oude psalmvertalingen en diverse taalkundige werken getranscribeerd. Alle teksten zijn gepubliceerd op de website van DBNL en gedeponeerd bij Data Archieving and Networked Services DANS, een instituut van KNAW en NWO. De Bijbels zijn voorts gepubliceerd op de website van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG).
Aan het overtikken en tot tweemaal toe corrigeren van het Huishoudelyk woordboek van Chomel hebben onderstaande personen een bijdrage geleverd.
| |
Coördinatie:
dr. Nicoline van der Sijs, Leiden (NL)
| |
Medewerkers:
drs. M.P. Angenent MPA, Utrecht (NL)
dr. Ingrid Biesheuvel, Rijswijk (NL) (corrector)
mr. Geertje Bikker, Oudewater (NL)
Kees Blom, Epe (NL)
drs. Gerrit-Jan Bosman, Kaatsheuvel (NL)
drs. Frans van den Brink, Zeist (NL)
Willem H.D. Delhaas, Assen (NL)
ir. J.F. (Jan) Entrop, Tiel (NL)
Jan Fraanje, Krimpen aan den IJssel (NL)
drs. Annalies van Haaften, Maastricht (NL)
M.N. den Harder, Soest (NL)
Ruud Hendrickx, Brussel (B) (corrector)
mr. Frits Houtman, Berg en Dal (NL)
drs. Marien Jacobs, Leiden (NL)
drs. Mieke de Jong, Elst (NL)
drs. Immie van Kalken, Amsterdam (NL)
dr. J.J. (Jantien) Kettenes-van den Bosch, Putten (NL)
René Kurpershoek, Amsterdam (NL)
Tineke van der Laan, Rome (I)
Bram Laport, Middelburg (NL) (corrector)
Janet van der Mark-Mackenzie, Leiden (NL)
drs. J. (Jenny) Mateboer, Utrecht (NL)
Bruno Meeuwsen, Leiden (NL)
Brenda Mudde, Amsterdam (NL)
Huib Neven, Krimpen aan den IJssel (NL)
Ans van Nifterick Post, Rijswijk (NL)
drs. M.S.L. Plokker, Driebergen (NL)
Henk van de Rest, Alphen N.B. (NL)
Willem Rijneke, Tiel (NL)
dr. Willem Rump, Nieuwegein (NL)
drs. Jef Schaap, Zaltbommel (NL) (corrector)
drs. Carri Sijssens, Maarn (NL) (tevens corrector)
Ton van der Steenhoven MA, Ouderkerk aan den IJssel (NL)
drs. Dagmar Stiebral, Den Haag (NL)
drs. Poul Stolp, Oss (NL)
dr. Pieter van Thiel, Bennebroek (NL)
drs. Ingrid Vedder, Bunnik (NL)
drs. Piet Verhoeff, Utrecht (NL)
Louis Vermeulen, Rotterdam (NL)
Wim Visser, Castricum (NL)
drs. Conny Wesdijk, Breda (NL)
drs. Joke van der Wey, Amsterdam (NL)
Jan Dirk Wiegman, Alphen a.d. Rijn (NL)
Tineke Wiltink-Raak en Herman Wiltink, Krimpen a/d IJssel (NL) (correctoren)
drs. Dirk van Wolferen, Goor (NL)
Jeltje Zijlstra BA, Haarlem (NL)
|
|