en de bagnards. Voor de indonesiërs die de onafhankelijkheid van hun land zochten en voor kommunisten was het bagno bestemd. Voor de onverzoenlijken onder hen was zelfs een tweede-graadskamp dieper in het moeras ingericht.
Hoe was het leven in het bagno? De indonesiërs werden niet doodgeslagen, dat is één.
Salim: ‘...in het Digulkamp zijn mishandelingen met de karwats en het loslaten van de groote mier op weerloze mensen overbodig, want ik herhaal: het oponthoud in Boven-Digul is één doorlopende en onophoudelijke mishandeling, waarvan men zich geen voorstelling kan maken, als men er niet geweest is. Waarom ook zou men mensen stompen en slaan, die aangetast zijn door t.b.c. en malaria, die vijftien jaren ontzettend lijden onder gedwongen nietsdoenerij!’
Iederéén kreeg malaria. Salim heeft toevallig vijftien jaar dienst gedaan bij de malaria-bestrijding. Je zou nu zeggen, na 1945 geven wij deze man alles wat iedereen die in een konsentratiekamp gezeten heeft, krijgt. Nee, hij niet. Hij krijgt nog geen stuiver pensioen.
Ze kregen weinig en weinig gevarieerd eten en geen kleren, zij moesten bijverdienen door handel te drijven met de papoea's die ze bereiken konden, zij stierven aan de malaria en ook zonder schiettorens overleefden zij hun ontvluchtingspogingen niet. Maar vergast werden zij niet, eerlijk is eerlijk. Hoe wijs, geleerd of aanzienlijk zij van huis uit ook konden zijn, zij werden door de eerste de beste Jan Oost uit Borgeropslagen getutoyeerd en moesten u terugzeggen, maar is dat erg? De bagnards verdienden als ze werkten ongeveer f 10,50 per maand, dat was meegenomen. Als hun gevoelens - het schijnt dat zij die hadden - zich daar niet te zeer tegen verzetten konden zij altijd nog hondevlees eten. Dat moesten zij dan maar door ruiltjes van de papoea's zien te krijgen.
Voor de afwisseling een motto van Jef Last bij zijn Digul Wilhelmus (‘Liedjes op de Maat van de rottan’).
‘Volgens een regeringsbericht waren verschillende banne-